Gele koorts
Documentaire van de medische wetenschap
In een uitstekende opvoering
Amsterdamsche Tooneelvereeniging
‘Gele Koorts’ van Sidney Howard en Paul de Kruyf is in zooverre verwant met ‘Men in White’, dat het een beeld geeft van den medischen stand en zijn bijzondere roeping. Maar het is consequenter opgezet; als zuivere documentaire van een bepaalde episode uit den strijd om de gezondheid en zelfs gekenschetst als een ‘ware geschiedenis’ geeft het vrijwel alleen een zakelijk verslag, terwijl ‘Mannen in 't Wit’ nog eenigszins gekruid werd met een persoonlijke verwikkeling. In zooverre is ‘Gele Koorts’ dus eigenlijk meer een voor het tooneel geschikt gemaakte epische voordracht dan een werkelijk tooneelstuk; en dat brengt zijn eigenaardige bezwaren mee, omdat de personen gemakkelijk schematisch worden, wanneer ze zoo uitsluitend worden gezien als vertegenwoordigers van hun beroep. Medici zijn behalve vaklieden ook gewone menschen; deze kant van hun bestaan verdwijnt in de ‘documentaire’ van de gele koorts nogal eens op den achtergrond. Men hoort iets van een vrouw en een baby, die ergens in het moederland aanwezig moeten zijn, maar invloed op den gang van het stuk hebben zij verder niet. Daarmee wil ik allerminst zeggen, dat de schrijvers van ‘Gele Koorts’ hun figuren ontmenschelijken; zij weten hun wel degelijk een gestalte te geven, maar desondanks ontbreekt aan die gestalte toch de dimensie van het particuliere leven. De eigenlijke hoofdpersoon, die onzichtbaar over de lotgevallen der enkelingen beslecht, is de gele koorts, die met duivelsche listigheid zijn belagers tracht te ontduiken, tot zij hem tenslotte in de twee kooien van een soort griezelig variété vangen, door hem te bewijzen. Het epos krijgt tegen het einde steeds meer het karakter van een demonstratie met proefkonijnen, vooral wanneer de militaire arts James Caroll zich tot het publiek richt om den stand van wetenschappelijke zaken uiteen te zetten. In laatste instantie blijft ‘Gele Koorts’ een knap stuk routinewerk, dat de aandacht gespannen houden kan, wanneer het, zooals gisterenavond, uitmuntend wordt gespeeld; bij een opvoering van minder gehalte zou het dan ook waarschijnlijk bezwijken.
Op van Dalsum en Defresne - ik heb er al meer op gewezen - werken stukken met een twijfelachtige litteraire waarde dikwijls inspireerend; en ook ditmaal, waar hij een behoorlijken tekst zonder al te veel diepte maar met vlotte techniek geschreven tot zijn beschikking had, heeft Defresne met zijn regie voortreffelijke dingen gedaan. De documentaire wordt werkelijk dramatisch, het epos van een stuk medische wetenschap krijgt voornamelijk dank zij de vertooning menschelijke waarde.
Het document is verdeeld in drie étappes: Londen Januari 1933, West-Afrika Juni 1927, Cuba 1900. Drie étappes van de bestrijding van de gele koorts, de ziekte die in staat was het werk aan het Panama-kanaal te doen mislukken. Het programma geeft eenige wetenschappelijke bijzonderheden, die op zichzelf al dramatisch genoeg zijn; ik neem er hier enkele over, die ook voor den bouw van dit tooneelstuk van belang zijn. De ziekte wordt van mensch tot mensch overgebracht door een muskiet, de stegomya. Deze zuigt besmet bloed van den zieken mensch op en brengt bij een steek op een gezonden de bacteriën in diens bloedbaan. Slechts in het beginstadium van de ziekte is het bloed van de gele-koortspatiënt besmettelijk, want na eenige dagen verdwijnt de bacterie daaruit. De ziekte breekt 4-5 dagen na de besmetting uit. Aanvankelijk is zij moeilijk te onderscheiden van malaria, maar voert na ca. 15 dagen onder hooge koorts, hevige pijnen aan maag en lever, brakingen en een zeer typisch angstgevoel in zeer veel gevallen tot den dood. De sterftegraad der verschillende epidemiën varieert tusschen 35 pct. en 85 pct. Men schat dat van 1800-1900 alleen in Amerika 500.000 gele koortsgevallen, waarvan de meeste doodelijk, zijn voorgekomen.
De onderzoekingen van Walter Reed en Gorgas, die van enorm belang zijn geweest voor de bestrijding van de gele koorts, nemen het grootste deel van het stuk in beslag. Het programma legt er eveneens den nadruk op, ‘dat de in dit stuk uitgebeelde gebeurtenissen in werkelijkheid tot in bijzonderheden zoo zijn voorgevallen’; en men wil dat, wat de onderzoekingen zelf betreft, ook gaarne gelooven. Het arrangeeren van de feiten beperkt zich tot het leveren van de situaties en de gesprekken; de namen van hen, die reeds gestorven zijn, hebben de schrijvers niet eens veranderd. Of de historische personen ook werkelijk allen juist gereconstrueerd zijn, is een tweede vraag; in ieder geval zijn zij zeer sterk binnen de perken van hun vakleven gehouden.
* * *
Ongetwijfeld komt in dezen de opvoering een zeer groot aandeel toe in het effect, dat ontegenzeggelijk van ‘Gele Koorts’ uitgaat. Het vrijmoedig verwisselen van decor bij open doek doet al dadelijk aangenaam aan; de regsseur waagt het den toeschouwer een al te natuurgetrouwe werkelijkheidsillusie af te nemen om hem er een betere voor in de plaats te geven. In dit decor (van Jo Mielzimer) treft trouwens, als gewoonlijk, de groote lijn in de opvatting, die het mogelijk maakt met een enkel draaibaar centrum wonderen te doen; het verzekert de vertooning een vlot tempo, terwijl de omlijsting toch niet afleidt van de spelers.
En er werd gisterenavond bijzonder knap gespeeld. Albert van Dalsum was sober en gevoelig in de rol van Walter Reed, den leider der gele-koortscommissie; de drie assistenten, gespeeld door Carpentier Alting, Frits van Dijk en Ben Royaards, werden met hun onderlinge verschillen werkelijk tot leven gewekt; het is moeilijk te zeggen, wie hier den voorrang had. Boven zijn gewone peil was J. Sternheim als dr Carlos. J. Finley, de Johannes de Dooper van Walter Reed, die vooral bij zijn kennismaking met de leden van de commissie een verschrompeld, maar niet uitgedroogd geleerdentype gaf. Dan verdienen vooral La Chapelle (in zijn dubbele functie van dr Stackpole en Gorgas), Paul Storm (als dr Harkness), en M. van Warmelo (eveneens in dubbele rol) en Oscar Tourniaire (als majoor, later als kolonel Tory van den maritiemen geneeskundigen dienst) bijzondere vermelding om hun geacheveerd spel in medischen en militairen dienst. Marie Eternheim gaf een zeer goede interpretatie van de eenige vrouw die in het stuk voorkomt, zuster Blake. Onder de Roode Kruissoldaten waren het vooral Max Croiset, Ben Groenier en Jan de Hartog, die zich verdienstelijk maakten.
Zoo werd ‘Gele Koorts’ ons voorgezet in een eersterangs opvoering, die eigenlijk geen moment verslapte. De maar matig bezette Schouwburg zal er het gezelschap naar ik hoop niet van afhouden met het stuk terug te komen; het langdurig applaus bewees wel, dat de afwezigen ongelijk hadden.
M.t.B.