Het doel en de middelen
(Ingezonden).

In het Vaderland van Woensdagmorgen bespreekt Menno ter Braak de opvoering van Shaws ‘Pygmalion’, die met een gedachtenwisseling tusschen den regisseur en enkele jongeren uit het publiek werd besloten. In deze bespreking komt het volgende zinnetje voor, dat in het kader van ter Braaks betoog minstens curieus mag heeten: ‘De gemakkelijkheid’ van Shaws geestigheid, waarop een der debaters wees, wordt hier toch zeker wel gecompenseerd door het belang van het probleem’.

Het is geenszins mijn bedoeling het debat in den Koninklijken Schouwburg hier voort te zetten. Maar nu de heer ter Braak mijn opmerking voorziet van een commentaar dat mij even voorzichtig als onduidelijk voorkomt, zou ik hem gaarne om opheldering willen vragen. Men overweegt: het belang van het probleem zou de kwaliteit van Shaws humor heiligen. En men ontdekt dan in eens, dat hier heel tactvol van ‘compenseeren’ wordt gesproken. Maar in hoeverre zijn probleem en probleemstelling dan te scheiden? Een probleem bestaat tenslotte pas door de manier waarop het wordt ervaren en men moet daarom het belang van Shaws probleem niet te hoog aanslaan. Zijn satyre is niet doeltreffend, omdat een satyre, waarin de auteur zich zoo zorgvuldig op den achtergrond houdt, niet overtuigt. De beteekenis van het probleem mag dan nog zoo groot zijn, het probleem op zichzelf bestaat niet en het probleem van Shaw is niet boven het verhaal uitgekomen. En men mag zich, dank zij de goede opvoering en het meer dan voortreffelijke spel van Charlotte Köhler, voortreffelijk amuseeren, als het gaat om tooneel met of zonder problemen, verkies ik verre het laatste, wanneer het probleem althans zoo weinig ‘beleefd’ wordt als door Shaw.

Bij dergelijke vertooningen krijgt men een onbedwingbaar heimwee naar de klucht zonder meer. Van een kostelijk blijspel, zooals Herman Roelvink ‘Pygmalion’ in zijn programma-inleiding noemt, kan man bij deze mislukte satyre toch bezwaarlijk spreken. En het is mij onverklaarbaar, dat de heer ter Braak, in zijn opgetogenheid over het probleem, de uitwerking op den koop toe wil nemen. Waarom geeft hij zich dan zooveel moeite de zwakke zijden van deze uitwerking nauwkeurig te omschrijven?

J. Kasander.

* * *

Natuurlijk is een probleem niet te scheiden van de wijze, waarop het gesteld wordt. Als ik dus geschreven heb, dat Shaws ‘gemakkelijkheid’ gecompenseerd wordt door het belang van het probleem, bedoel ik, dat de wijze, waarop Shaw het probleem stelt, mij belangrijk genoeg schijnt om zijn goedkoopere kanten te vergeten; en dit geldt, wat mij betreft, voor bijna alle goede stukken van Shaw. 's Heeren Kasanders minachting voor Shaw lijkt mij zeer ongemotiveerd, evenals trouwens de definitie van Herman Roelvink: ‘een kostelijk blijspel’. Ik vind ‘Pygmalion’ een van Shaws beste, persoonlijke stukken en al vergeet ik mijn bezwaren tegen zijn stijl niet, het lijkt mij al te gemakkelijk om de opinie van dezen opponent toe te juichen.

M.t.B.