Kurhaus-cabaret
Het Lustrum van Louis Davids
Dora Gerson in Scheveningen
Gisteravond dan heeft Louis Davids, in weerwil van de nog maar slappe medewerking van het jaargetijde, voor de vijfde maal in zijn welbekende intieme zaaltje den zomer geproclameerd; en hij was dadelijk in zijn rol, terwijl het publiek hem natuurlijk geenszins in den steek had gelaten. Voor de vijfde maal: en nog altijd weet Louis Davids met dezelfde directheid (mengsel van jovialiteit en deftige woorden) zijn Hagenaars en andere Nederlingen of buitenlanders in te palmen. Men kent langzamerhand zijn recept, maar hij weet het zoodanig te varieeren, dat het altijd weer iets nieuws lijkt. Hoor zoo'n improvisatie over de Batavieren en hoor het lied van Jaap, die wandelt in zijn slaap: het zijn alles welbekende ingrediënten, maar verrassend toebereid. Davids en Buziau (aan wien de toespraak van den armoezoekenden millionnair eenigszins deed denken) kunnen zich de luxe permitteeren hetzelfde te blijven, omdat zij over werkelijke fantasie genoeg beschikken om binnen het kader van hun talenten te schitteren. Wij zullen dus, als alles meeloopt, Davids nog wel voor een tweede vijftal jaren inhuren; hij heeft de bloemen, die hem gisteren overvloeding werden aangeboden, verdiend en zal het er stellig in de toekomst niet bij laten zitten.
Men moest ditmaal het strijkje van de mild glimlachende Jettie Cantor missen, evenals Louis Davids vleugeladjudant H. Davids, die langzamerhand vertrouwde figuren voor Scheveningen waren geworden. Cor Lemaire en Fritz Freed hebben hun taak echter met entrain overgenomen; hun twee vleugels voldoen best als opvulling van het programma, dat programma zelf is in de eerste plaats de moeite waard om de uitstekende Duitsche voordrachtskunstenares Dora Gerson, die na de pauze optreedt en met haar aan het genre van ‘Die Pfeffermühle’ herinnerend repertoire de zaal gevangen houdt door haar hard en toch bijzonder genuanceerd geluid, haar voortreffelijke dictie en haar beheerscht gebaar. Haar optreden alleen is een gang naar het Kurhaus-cabaret waard. Dan verovert de babbelzieke jongleur Morland iedereen door zijn manoeuvres van handen en tong, terwijl Geo Dorliss een verdienstelijke imitatie van diverse levensverrichtingen geeft. The (Hollandsche) jungle Serenadors, die het programma openen, zijn ook lang niet slecht; Eline Pisuisse, voor deze gelegenheid van het tooneel overgestapt, lijkt in haar liedjes wel een belofte; al is haar voordracht nog niet af en haar confereeren eigenlijk een mislukking; Claude Pierre zorgt voor de normale Fransche chansons.
Deze opening van het lustrumseizoen mag er dus zijn. Wij wenschen Davids nu reeds vele ‘klanten’, die zeker bij het volgende programma wel terug zullen komen.
M.t.B.