De andere wereld
Indisch tooneelstuk naar den roman van mevr. Székely - Lulofs
Gezelschap Saalborn

De roman van mevr. Székely - Lulofs, waarvan dit tooneelstuk (een bewerking van Maurits Parser) den naam en verschillende motieven heeft overgenomen, handelt over een burgerjongen met sterke minderwaardigheidsgevoelens, die hij tracht te compenseeren door de jacht op geld en positie. Deze Pieter Pot blijft evenwel de man, die hij was, en hij komt dus tenslotte in den kampong terecht, bij zijn ‘njai’ Asminah, die hij eerst in den steek liet om een mooie, jonge en wufte gescheiden vrouw te trouwen. Het is een specifiek Hollandsch probleem, dat hier wordt behandeld en dat Indië er een rol bij speelt, beteekent nog niet, dat de schrijfster ook werkelijk een Indische roman heeft geschreven (zooals ‘Max Havelaar’, Couperus' ‘Stille Kracht’, Du Perrons ‘Land van Herkomst’ en de romans van ‘Maurits’ Indische romans zijn). Het Indische is bij mevr. Székely-Lulofs een weliswaar deskundig, maar met meer begrip voor Nederlandsche gevoelens dan voor de Indische aangebracht decor, waarvan men de details niet zou willen betwisten, maar evenmin als representatief kan beschouwen. En de tooneelbewerking dikt dat nog een weinig aan. Er komt veel ‘van Indië’ in voor, maar het blijft alles zeer verwant aan de mentaliteit van ‘De Klop op de Deur’. Naast den sukkel Pieter Pot, die in het eerste tafereel als een min of meer komische figuur à la Camera Obscura wordt aangediend, is op den voorgrond geschoven de assistent Blom. Hij krijgt hier de bekende rol van zulk een stuk, n.l. die van den wat zonderlingen man met de philosphie van-dat-alles-zijn-moet-zooals-het-is en dat het leven in dien slordig-epicuristischen geest moet worden geleefd. Uiteraard raadgever en nonchalant zielverzorger van Pot, diens betere ik beschermend tegen de hartstocht voor het geldverdienen, die in hem woedt, is hij in dit stuk de Indische Flierefluiter geworden, die steeds op komt dagen als Pieter in nood zit.

Parsers bewerking is, zooals de meeste bewerkingen voor tooneel van romans, niet uitgekomen boven een illustratieve samenvatting van episoden uit het leven van den hoofdpersoon. Zij moet het voornamelijk van het spel hebben en krijgt dat ook inderdaad wel; maar dat neemt toch niet weg, dat een te groote wijdloopigheid, gevolg van het zich verliezen in de beschrijvende details, deze ‘Andere Wereld’ niet vreemd is, om van het melodramatische slot maar te zwijgen. De figuur van de ‘njai’ Asminah is ook met de noodige smakelijke uitvoerigheid gedramatiseerd, opdat de toeschouwer zich verlustige aan haar wonderlijke taaleigen en handige veroveringstechniek, terwijl natuurlijk ook voor Betty, het frivale vrouwtje van Pot, veel plaats is ingeruimd. Men vindt voorts eenige andere bijfiguren uit den roman in het tooneelstuk vertegenwoordigd (b.v. den hoofdassistent van der Steeg en den louchen heer Brinkman van de Société des Caoutchoucs). Alles bij elkaar doet de bewerking het boek toch geen onrecht, want dit soort werken is als voorbestemd om voor dramatische ‘toonzettingen’ te worden gebruikt. En per slot van rekening komt het op de acteurs aan; als zij er iets van terecht brengen, komt er vanzelf ook wel de noodige tropensfeer over de zaal.

Jan C. de Vos nu slaagt er stellig in om den roodharigen, verlegen en op compensatie belusten Pieter Pot als een reëele, levende figuur uit te beelden. Niet overal is hij even overtuigend, en met name valt het hem wel eens zwaar tusschen het tragische en het komische accent te kiezen; maar hij heeft uitstekende momenten, momenten van groote zieligheid vooral, die aan den stunteligen toewan reliëf geven. Vooral zijn botsing met Betty is knap en bewogen gespeeld. Dat hij ietwat overhaast moet sterven, is niet zijn schuld; hij maakt er van, wat er van te maken is.

Dan is Saalborn een Blom, zooals die op deze plaats noodig is; een robuste zonderling, maar steeds met vermakelijke en toch roerende trekjes, die bij zoo'n wijsgeer alleszins den indruk geven van een hooger levensniveau dan dat van den door Flor la Roche krachtig gespeelden vloekenden hoofd-assistent Van der Steeg en den vileinigen zwendelaar Brinkman, in de uitbeelding van Folkert Kramer bijna te schurkachtig, maar toch vol effect. Elly van Stekelenburg geeft van de huishoudster Asminah een alleraardigste vertolking, die door het publiek niet ten onrechte met een open doekje werd beloond. Betty, de lichtzinnige en geldverspillende, heeft in de interpretatie van Carla de Raet wel den juisten toon. Ik noem nog den weinig opmerkelijken assistent Van Beek van Harry Dresselhuys, de met indrukwekkende schelheid gespeelde Lien Pot van Josephine van Gasteren en Amsy Moïna als Pot halfbloed zoontje.

Er was zeer hartelijk applaus. Elly van Stekelenburg kreeg bloemen.

M.t.B.