Een vrijdagskind
Tooneelspel van Leopold Atlas
Amsterdamsche Tooneelvereeniging
Een van de groote verdiensten van dit stuk, waarvan de Amsterdamsche Tooneelvereeniging gisteren de eerste voorstelling in Den Haag heeft gegeven, is de zuiverheid, waarmee een alleszins hachelijk gegeven door den schrijver wordt behandeld. Hachelijk is het gegeven, juist omdat het betrekkelijk alledaagsch is en velerlei mogelijkheden biedt voor het etaleeren van valsch sentiment; en het is Leopold Atlas volkomen gelukt dezen dreigenden ondergang in marsepein te voorkomen, door de verhouding tusschen gescheiden (en hertrouwde) ouders eenerzijds en het kind anderzijds zoo sober als maar denkbaar is in zijn dramatiseering te verbeelden. Het is een menschelijk stuk geworden, dit ‘Vrijdagskind’; ongetwijfeld wat breedvoerig uitgewerkt en in de eerste tafereelen ook minder verrassend dan in de latere; maar toch zeer goed tooneel, van een soort, die aangenaam aandoet door de echtheid van het geluid.
Het begin wijkt niet zoo sterk af van wat men na den inzet spoedig verwacht: een ongelukkig huwelijk, dat reeds ‘in staat van ontbinding’ verkeert; de vrouw heeft een minnaar, de uitbarsting volgt, wanneer de man van de reis terugkomt. Hun zoon Bobby is het kind van de rekening; niet alleen, dat hij de uitbarsting toevallig moet aanhooren en ontijdig belast wordt met de kennis van een conflict, dat hem alleen maar dupeeren kan; maar hij wordt bovendien, na de scheiding, de lastpost, die de ouders bij hun nieuwe verbintenissen drukt. De schrijver is op zijn best, waar hij de gevoelens dezer ouders ten opzichte van hun eerst zelfs met advocaten aan elkaar betwiste kind geleidelijk aan laat omslaan in een liefhebbende onverschilligheid. Bobby wordt afgeschoven naar een kostschool, en hier moet hij ten slotte vinden, wat zijn vader en moeder hem niet konden geven: den grondslag van zijn eigen leven, van zijn zelfstandigheid, die (Leopold Atlas zinspeelt er op in den laatsten dialoog tusschen Bobby en zijn kamergenoot Charley Evens) waarschijnlijk door dezelfde conflicten als die van de oudere generatie op de proef zal worden gesteld.
De centrale figuur is het Vrijdagskind. Een kinderrol is altijd een waagstuk; niet zoozeer, omdat kinderen niet in staat zijn om tooneel te spelen, als wel omdat de problematiek, die hun wordt opgelegd in een stuk als dit, hun kinderlijke gedragingen als het ware inkapselt in groote-menschen-verhoudingen. De jonge Bob Verstraete, die zijn debuut maakt in deze lang niet gemakkelijke rol, brengt het er bijzonder goed af, al zijn er scènes, waarin eenige tooneelmatige bevangenheid hem niet geheel vreemd is. Maar hij voldoet vooral (en daarom is 't hier hoofdzakelijk toch te doen) als de ‘man’, die de klappen krijgt; hoe knap is b.v. zijn reactie op de a.s. tweede vrouw van zijn vader, die hem zijn vacantie komt bederven door haar huwelijksplannen! Zoo'n tweede tafereel (dat met de jongens in het bosch) komt wel wat minder uit de verf, al weten ook de andere jeugdige acteurs aardig werk te leveren; veel aannemelijker is het laatste, waarin Bob Verstraete verdienstelijk wordt bijgestaan door Herman Haye als Charley Evens.
Van Paul Huf zien wij hier een breed en luidruchtig gespeelden vader, type van den weinig fijnbesnaarden, maar toch geenszins ongevoeligen zakenman. Charlotte Köhler is als zijn vrouw, moeder van Bobby, niet minder reëel, al stelt men zich de persoon voor deze rol onwillekeurig eenigszins anders voor; Charlotte Köhler is echter veelzijdig genoeg om deze mrs Phillips in een eigen opvatting geloofwaardig te maken. J. Carpentier Alting is een rustige tweede man, Loudi Nijhoff een agressieve tweede vrouw, die Bobby niet ten onrechte tactloos voorkomt. La Chapelle, Van Gasteren en Max Croiset vertegenwoordigen de rechterlijke macht bij de scheidingsprocedure, de eerste vaderlijk, de beide anderen met de kleur van het advocatentemperament.
De decors van Aries werkten vooral in de scène van de uitbarsting tusschen de ouders voortreffelijk mee.
De schouwburg was matig bezet, maar toonde zijn dankbaarheid door hartelijk applaus.
M.t.B.