Ed. Verkade gebannen
Hij wordt door den deurwaarder op straat gezet
Een afkeurenswaardige vrijheidsbelemmering
De lezer zal zich wellicht herinneren, dat wij eeninge maanden geleden de benoeming van Ed. Verkade tot tooneelcriticus van het weekblad ‘De Groene Amsterdammer’ aan ernstige critiek hebben onderworpen. Wij waren (en zijn) van meening, dat een vruchtbare tooneelcritiek niet gebaat is bij beoordeelingen van personen ‘uit het bedrijf’; onze argumenten zullen wij thans niet herhalen, maar de ervaringen hebben ons standpunt niet kunnen wijzigen.
Thans echter is deze zaak in een ander stadium gekomen, zooals uit het nieuwe nummer van de ‘Groene’ blijkt. Den heer Verkade wordt n.l. door de tooneelgezelschappen ‘Het Masker’ en ‘De Amsterdamsche Tooneelvereeniging’ de toegang geweigerd tot de door die gezelschappen te geven voorstellingen, ten bewijze waarvan de redactie een reproductie geeft van het deurwaardersexploot, den heer Verkade door de Amsterdamsche Tooneelvereeniging ‘beteekend’. In dit stuk wordt den heer Verkade ‘verboden, alle schouwburgen en andere lokaliteiten gedurende de tijden dat insinuantie daarvan het gebruik heeft te betreden’. De redactie voegt hieraan het volgende commentaar toe:
‘De bedoeling daarvan is duidelijk. Een tooneelgezelschap dat openbare voorstellingen geeft en daarvoor entréebewijzen voor het publiek verkrijgbaar stelt, is verplicht dezelve aan een ieder, die dat verlangt, te verkoopen en hem daarop toegang tot de betrokken voorstelling te geven. Men meent zich aan deze verplichtingen, uit het zoogenaamd openbaar aanbod voortvloeiende, tegenover Verkade klaarblijkelijk te kunnen onttrekken door hem tevoren en eens en voor al den toegang te ontzeggen. Of dat werkelijk zoo maar kan, is een vraag die, nu men het terrein van den strijd wenscht te verplaatsen, hier vooralsnog buiten beschouwing blijft.
De betrokken directies gelooven blijkbaar de zaak van het tooneel met deurwaardersexploiten te kunnen redden en haar een dienst te bewijzen door in den strijd der meeningen argumenten te vervangen door bedreigingen met civielrechtelijke en zelfs strafrechtelijke maatregelen. Men kan het betreuren, dat onze tooneelleiders een dergelijk gebrek toonen aan begrip voor de verhoudingen van den huidigen tijd en het streven van een blad als het onze, dat zijn geheele bestaansrecht ontleent aan de ondanks alles volhardende verdediging van de daarin zoozeer bedreigde cultuurwaarden, waarvan het tooneel en de vrije kritiek gelijkelijk deel uitmaken. Nu de zaak gesteld is zooals zij thans staat, zal zij uitgevochten dienen te worden met de wapens die de wederpartij zich gekozen heeft en ter plaatse waar zulks behoort en kan men alleen hopen dat de uitkomst er niet eene zal zijn, waarover slechts anderen dan de partijen zelve, die een gemeene zaak behooren te dienen, zich zouden kunnen verheugen.’
* * *
Wij meenen dit geval niet te kunnen laten passeeren zonder met nadruk te verklaren dat wij, hoezeer wij ook bezwaar hadden en hebben tegen 's heeren Verkade benoeming, deze handelwijze van de betrokken tooneeldirecties ten scherpste veroordeelen. Wij willen ons werkelijk niet verheffen op onzen profetischen blik, die (niet de onze alleen trouwens!) voorzag, dat van de ‘insiders’-critiek ruzie en zelfs herrie zou komen; want nu het eenmaal zoover is en de twist (die zonder twijfel zijn oorzaak vindt in ‘oud zeer’) reeds met deurwaardersproza moet worden uitgestreden, kunnen wij niet anders doen dan onze afkeuring te kennen geven over deze soort strijdmiddelen. Nog nooit heeft men iets definitiefs bereikt met zaalafdrijving en aanverwante takken van machtsvertoon; een partij, die tot zulke middelen haar toevlucht neemt, moet beschikken over klare bewijzen van bewuste corruptie of oneerlijkheid, wanneer zij deze wapens (ook dan nog een teeken van zwakheid) wil kunnen motiveeren.
Het lijkt ons een ‘misselijk teeken’, dat de tooneelgezelschappen dezen weg hebben ingeslagen. Wat zij ermee willen bereiken is ons een raadsel. Dat de collegae-critici van den heer Verkade zich door een deurwaarder zouden laten afschrikken om voortaan hun meening te formuleeren volgens Nederlandsch (en dus niet volgens Parijsch) recept, is al zeer onwaarschijnlijk; zij zullen, integendeel, het hunne van dit gebaar denken en voortgaan het hunne te zeggen.