Die Pfeffermuhle
Het derde en beste programma
Diligentia.

Voor de derde maal is het litteraire cabaret ‘Die Pfeffermühle’ in Nederland op tournee. Men verbaast er zich niet over, dat dit energieke en sympathieke gezelschap zich hier een vaste plaats heeft weten te veroveren, want het verdient die ten volle. Ongetwijfeld is de voornaamste attractie van de ‘Pfeffermühle’, dat de leiding in vaste handen is en aan een bepaald beginsel gehoorzaamt. Het is niet in de eerste plaats de virtuositeit, die hier den doorslag geeft, maar voor alles de gezindheid, de onverdachtheid van die gezindheid. Terwijl sommige tooneelgezelschappen de gunst van een zoo groot mogelijk publiek trachten te winnen door steeds maar naar onpartijdiger en daardoor nietszeggender repertoire te streven, richten deze menschen zich welbewust tot een deel van het Europeesche publiek, dat los wil komen van deze ondraaglijke indifferentie. Zij doen dat soms in den vorm van wat ik (verwijzend naar een artikel op een andere pagina) in het algemeen als de boutade zou kunnen aanduiden; het kenmerkende van die boutade is, dat zij, zonder in den vulgairen zin van het woord propagandistisch te zijn, haar doel kent en met speelsche, maar dringende wenken herinnert aan het multatuliaansche ‘de roeping van den mensch is mensch te zijn’. Daarnaast heeft hier ook het lyrische en direct-satyrische element een zeer groote plaats.

Bij deze derde tournee blijkt het ensemble aanzienlijk gewijzigd te zijn; de ‘scheppende kern’ is echter gebleven, en de nieuwe krachten blijken minstens even goed (in sommige gevallen zelfs beter) van den geest der ‘Pfeffermühle’ doordrongen. Die kern bestaat uit Erika Mann. Therese Giehse en den musicus Magnus Henning: men vindt hun aandeel ook ditmaal overtuigend in het programma geboekstaafd. Als geheel geef ik aan dit derde programma nog de voorkeur boven de beide vorige; het tweede was min of meer een variatie op het eerste (hoewel geen achteruitgang), thans is het duidelijk, dat met de verandering van ‘personeel’ ook een verandering van ‘tactiek’ gepaard is gegaan. Terwijl van den beginne af de critiek op zekere massa-suggestieve krachten in onze maatschappij op den voorgrond stond en de tendentie van de ‘Pfeffermühle’ nooit een partijpolitiek karakter had, is nu de strijd tegen de phrase nog meer hoofdzaak geworden. Die strijd is een algemeen Europeesch belang, en men kan er zich slechts over verheugen, dat het gezelschap zich niet identificeert met de rancune van hen, die hun blik steeds nog op een voorgoed voorbij verleden gevestigd houden. Dat wil overigens niet zeggen, dat dit programma aan satyrische scherpte heeft ingeboet. Een nummer als ‘Die Profetin’ geeft Therese Giehse (die ook ditmaal weer de regie heeft) alle gelegenheid, om den invloed van het demonische spraakwater en de monomanie van het ‘tegen alles zijn’ teneinde op die manier proselieten te maken met duidelijk gericht sarcasme te brandmerken; maar het peil van dit sarcasme (de strijd tegen de.... telefoon als eenige oorzaak van alle kwaad) is evenzeer evident.

De teksten zijn ook thans weer in hoofdzaak van Erika Mann, die daardoor in afwisseling de eenheid weet te handhaven. Van haar eigen aandeel aan de interpretatie (natuurlijk confereert zij ook ditmaal) vermeld ik vooral ‘Die Studentin’, een treffende oproep om zich de dingen voor te stellen zooals zij zijn en dus de eigenlijke synthese van de bedoelingen, die hier tot uiting komen; trouwens de geheele cyclus ‘Die Familie’, die na de pauze wordt gegeven, is als gelijkenis van ‘Waan-Europa’ uitstekend. De ‘Pfeffermühle’ is van beteekenis, juist omdat zij in den vorm van het amusement den toeschouwer wil doordringen van de onwerkelijke wereld, waarin hij dagelijks leeft, zoolang hij niet ‘tot zichzelf komt’.

Therese Giehse overtreft zichzelf in het genoemde ‘Die Profetin’, maar ook in ‘Die Schönheitskönigin’ (tevens als tekst een van de beste gedeelten van het programma). Zij blijft de eerste dramatische persoonlijkheid van het gezelschap, zonder overigens in het minst te ‘schitteren’. Dr Paul Lindenberg (een dr bij een cabaret is pikant!) en Jaro Krüger zijn geen van beiden tooneelspelers van dezelfde kracht, maar hun soberheid en techniek maken hen voor dit soort werk zeer geschikt; ook Katharina Mattern, de derde vrouw, past zich goed bij het geheel aan. Een bijzonder succes heeft de danseres Cilly Wang, die de zware taak om Lotte Goslar op te volgen waardig (of liever: vol aanstekelijken humor) volbrengt. De muzikale begeleiding is ditmaal in handen van Magnus Henning en den Nederlander Max Vredenburg, die zich hier best thuis schijnt te voelen.

Van de reputatie, die de ‘Pfeffermühle’ hier gekregen heeft, getuigde de Haagsche première (ditmaal gelukkig weer in het voor dit doel als geknipte ‘Diligentia’) al op zeer sprekende wijze. Een stampvolle zaal heeft in spontaan enthousiasme reeds bij den aanvang de spelers begroet, en het applaus zwol telkens aan tot ware ovaties. Een bewijs van oprechte en welverdiende sympathie, die ook uit bloemen voor verschillende leden van het ensemble bleek.

M.t.B.