De lach der goden
Blijspel van A. den Hertog
Hofstadtooneel
Den Hertog heeft in een vorig seizoen, hoewel openlijk als Nederlandsch tooneelschrijver bekend geworden, het publiek stormenderhand veroverd met zijn werkelijk zeer geslaagde stuk ‘Des Duivels Prentenboek’; het muntte uit door een geestig gegeven en een even doordachte als speelsche compositie; de auteur wist tot het laatste oogenblik de spanning te bewaren en zelfs met een verrassing te sluiten. Al dat goeds kan men onmogelijk zeggen van ‘De Lach der Goden’, Den Hertogs nieuwe blijspel, dat in sommige opzichten onder invloed van het vorige lijkt geschreven, maar niet het niveau bereikt van dat vorige. Terwijl de schrijver in ‘Des Duivels Prentenboek’ een man zijn vrouw met de kaarten laat verspelen, is het in ‘De Lach der Goden’ de man, die zijn gescheiden vrouw wil uithuwelijken om van zijn financieele verplichtingen aan haar af te komen; beide motieven spelen zich half en half af in de sfeer van een grap; in het eerste geval wordt de grap ernst, in het tweede de ernst grap. Hoeveel logischer is echter de ontwikkeling doorgevoerd in ‘Des Duivels Prentenboek’! En hoeveel verrassender wordt zij opgediend!
In ‘De Lach der Goden’ weet de toeschouwer vrij spoedig, waar Den Hertog heen wil; via Marcel Dulac, den naar voren geschoven huwelijkscandidaat, moet André Marinot, in de armen van zijn voormalige vrouw terug worden gebracht. Die vrouw (Eliane Delcourt) is hier om het blijspel wat meer te compliceeren, een tooneelspeelster, die in den proloog van André weggaat, omdat zij haar kunst, de Kunst met een groote k, niet kan vergeten; maar André en zij zijn, zonder het zich bewust te maken, nog aan elkaar gebonden door de liefde, die zij meenen aan kant te hebben gezet. Dit andere motief (in hoeverre is de tooneelspeelster die zij op de planken schijnt, in hoeverre loopen werkelijkheid en rol dus door elkaar?) heeft Den Hertog nu min of meer verward met dat van het uithuwelijken, zoodat hij in zekeren zin op twee gedachten blijft hinken; de beide motieven worden niet contrapuntisch in elkaar opgelost, maar improviseerend behandeld. De opzet wordt daardoor te vroeg verraden en, ondanks een amusant laatste bedrijf, komt er geen nieuwe verrassing, die het verraad weer relativeert. André Marinot en Eliane Delcourt vinden elkaar terug, Dulac wordt afgeschoven; wij vermoeden, dat André voortaan zijn vrouw wel vrijheid zal laten haar kunst te beoefenen, en ook, dat hij bij de premièré van haar groote rol in ‘De Lach der Goden’ (het tooneelstuk in het tooneelstuk) zeker vooraan in de stalles zal zitten....
Onderhoudend geschreven kan men dit blijspel overigens wel noemen. Den Hertog beschikt over een reëel talent voor den tooneeldialoog, dien hij ook ditmaal vaardig hanteert; en bovendien is hij op het vermakelijke idee gekomen om de handeling in twee tooneelen naast elkaar te laten plaats vinden, waarbij hem de telefoon uitstekende diensten bewijst; tusschen Elianes flat en Andrés kantoor wordt een elegante wisselwerking tot stand gebracht. De twee bedrijven, die volgens dit simultaanprocédé zijn opgebouwd (1 en 3) zijn verreweg de aardigste van het stuk; zwakker zijn de proloog (waarin een melodramatische toon wordt aangeslagen benevens een exposé gegeven dat veel te lang duurt) en het tweede bedrijf, dat te weinig inhoud heeft voor zijn omvang. Men zal deze zwakke stukken door een weinig coupeeren en vooral door veel sneller speltempo aanmerkelijk kunnen verbeteren; vermoedelijk doen zij dan minder ‘zwaar’ aan. Aan dat tempo ontbrak bij de première nog een en ander; ik heb de regie van Bets Ranucci-Beckman wel beter gezien dan gisteravond, en ook de rolvastheid, voor dit stuk absoluut noodzakelijk, is er nog niet overal.
Dirk Verbeek en Vera Bondam zijn anders zeer geschikt voor het gescheiden echtpaar; Paul Steenbergen had men wat meer embonpoint (lichamelijk en geestelijk) voor zijn Marcel Dulac toegedacht. Bets Ranucci heeft als de vriendin van Eliane de functie van gastvrouw te vervullen; een rolletje zonder al te veel relief. Grappig is de advocaat van Piet Rienks; Henk van Buuren en Caro van Eyck knappen het kantoorpersoneel van Marinot naar behooren op, het simultaandecor van Karel Brückman is bijzonder geslaagd en der illusie zeer dienstig.
De opvoering is luide toegejuicht; men heeft ook den schrijver ten tooneele geklapt, nadat bloemen in overvloed waren opgedragen.
M.t.B.