Le president Haudecoeur
Blijspel van M. Roger-Ferdinand
Theatre de l'Odeon

Het zal wel niet bijzonder vaak voorkomen, dat Den Haag een première van een Fransch stuk brengt; maar ditmaal was dat toch het geval, omdat ‘Le Président Haudecoeur’ van M. Roger-Ferdinand door omstandigheden te Parijs nog niet kon worden vertoond. Waaraan dat gelegen heeft, en waaraan onze goede Residentie nu de speciale eer van de plaatsvervangende première te danken heeft, is mij niet bekend; maar zeker is, dat het blijspel van Roger-Ferdinand een aangenamen indruk maakt, en dus heel geschikt is, om er een seizoen niet al te zwaar op de hand mee te openen.

Het gegeven is niet zoo extra verrassend, maar onderhoudend uitgewerkt; op blijspelmanier wel is waar, maar met veel goeden smaak, zoodat men bijna in een geschiedenis zou gelooven, die psychologisch toch niet àl te sterk staat. De heer Haudecoeur, procureur van het Gerechtshof te Aix, wordt door den schrijver geteekend als een man van regelmaat en traditie, die geen afwijkingen van persoonlijken aard in zijn bestaan duldt. Zijn zoon Pierre moet trouwen met een meisje, dat de vader volgens het patriarchale systeem voor hem heeft bestemd; en deze vader, die zelf als weduwnaar leeft, heeft geen begrip voor de amoureuze voorkeur van Pierre. Tot een charmante buurvrouw, madame Rémisol, invloed krijgt op den principieelen Haudecoeur door hetzelfde medium, dat ook den zoon in beroering bracht: de liefde. Haudecoeur krijgt het te pakken, hij wordt een ander mensch, hij gaat persoonlijk leven op de wijze der verliefde vijftigers; maar ten slotte blijkt zijn voorkeur voor madame Rémisol een illusie te zijn geweest, want zij prefereert een kapitein van de marine, en Haudecoeur krijgt, juist op dit voor hem zoo smartelijke moment, zijn benoeming tot president van het Hof te Montpellier.

De evolutie van het karakter van Haudecoeur, die in het eerste bedrijf een traditieautomaat en in het laatste een voor Pierre vergevensgezinde vader is geworden, lijkt wel wat gewaagd; of het late vuur van de passie dezen invloed heeft op een reeds volkomen gereglementeerd wezen als zulk een procureur, betwijfel ik. Maar het stuk is een blijspel gebleven, en vooral dank zij den levendigen dialoog en de zorgvuldige typeering van hoofd- en bijfiguren is het als blijspel bijzonder geslaagd. Tegen het slot wordt er (als Haudecoeur den droom van zijn vijftig jaar ziet vervluchtigen) iets van een weemoedigen ondertoon hoorbaar, maar het blijspel behoudt toch de overhand. Men zou zulk een liefdesconflict ook meer naar den tragischen kant kunnen ombuigen (gelijk Molnàr deed in ‘Delila’), maar daarvan is bij Roger-Ferdinand geen sprake.

* * *

Zooals wij dat in de laatste jaren gewend zijn van de door de Alliance Française gepatroniseerde avonden: een uitstekende voorstelling, waarop men maar weinig aanmerkingen zou kunnen maken, of het moest zijn, dat zij nog iets meer tempo kan verdragen. Ik heb alle bewondering voor de vertolking van Haudecoeur door Louis Seigner; dit was tooneel zonder een zweem van overdrijving of caricatuur. Door den procureur in zijn traditioneele periode niet al te dwaas en dom te spelen, vond deze acteur inderdaad een zeer aannemelijke oplossing voor den overgang van 's mans karakter; Haudecoeur ‘kwam los’, men zag hem, onder invloed van het téte à téte met de schoone Madame Rémisol (Eva Reynal), ontdooien, smelten.... om op het smeltpunt weer een weinig te bevriezen. Niet minder voortreffelijk was ook Haudecoeurs ongetrouwde zuster Angélique, type van de zitten gebleven vrouw (Suzanne Courtal). Zoon Pierre (Guy Parzy) zou men wat minder expansief gewenscht hebben, maar ook zijn spel voldeed toch zeer wel. En dan waren er een paar amusante bijfiguren, de zonderlinge neef Alexis, ‘bijzitter’ in den familieraad (Chamarat), het factotum Brouillon (Baconnet), de aanstellerige madame Bergas-Larue (Lily Mounet) e.a., die stuk voor stuk een succes waren.

Zoo werd de opvoering als geheel ook een groot succes voor een stampvollen Schouwburg.

M.t.B.