Drie satiren van Lucianus
Ten tooneele gebracht door leerlingen van het eerste Sted. Gymnasium
Kon Schouwburg

Van Lucianus, den hellenistischen Syriër uit Samosata, die voor rhetor was opgeleid, maar in de satire zijn eigenlijke levensvervulling vond, hebben de Christenen later beweerd, dat hij door de honden was verscheurd. Dat wijst er wel op, dat een satirische geest als Lucianus niet populair geweest is bij de minnaars der metaphysica; en men begrijpt waarom, wanneer men kennis neemt van den maniakalen haat van dezen man tegen de vakphilosophen, die volgens hem ongeveer het summum zijn van hypocrisie. Lucianus heeft geen zweem van eerbied voor welke poging ook om de misstanden in het leven en de wanverhoudingen tusschen arm en rijk af te schuiven op een hemelsche belofte of een metaphysische speculatie; hij heeft de goden onttroond, zoodat zij als marionetten aan zijn draadjes rondspartelen en hun mythische afkomst voor zijn pleizier ten toon moeten stellen als een ordinaire chronique scandaleuse; hij heeft ook niet de minste sympathie voor de nieuwe metaphysica, het Christendom, waardoor aan de zwakken en verdrukten een nieuw perspectief wordt gegeven. Lucianus is een spotter, een ‘negativist’, door sommigen met Voltaire vergeleken, misschien toch nog meer verwant aan een geest als Heine, die ook romantische goden onttakelde. De spot van dezen satiricus richt zich op de schijnvertooning van een cultuur, waarin vele waarden gemummificeerd voortbestonden, plichtmatig nog in eere gehouden, maar in wezen al gestorven, en dus voor iedere attaque meer dan rijp. Zoowel goden als philosophen hebben afgedaan; alleen de schoenmaker Mikyllos, die niets van waarde op dit ondermaansche achterlaat, is een soort wijze, omdat hij het Niets, dat na Charons veerboot komt, rustig accepteert...... met het aangename bijgevoel bovendien, dat de tyran Megapenthes in den Tartarus zal branden voor zijn weelderig en losbandig leven. Deze Mikyllos lijkt op den ‘man in the street’ van Shaw, zooals de heele Lucianus lijkt op Shaw, in sommige opzichten.

De mentaliteit van Lucianus ligt den gemiddelden gymnasiast in het algemeen heel goed; er is weinig cultuurinterpretatie vooraf noodig om zijn satiren begrijpelijk te maken, en vandaar, dat men tegenwoordig op de gymnasia dezen auteur vrij veel leest. Vandaar ook, dat de vertooning van drie satiren gisterenavond door de leerlingen van het Eerste Sted. Gymnasium een groot succes is geworden; deze keuze bleek uitstekend. Men kan zooiets met dilettanten aan; met name de twee tafereelen van ‘Het Doodenveer’ werden werkelijk heel goed gespeeld, terwijl in ‘Timon of de Menschenhater’ en ‘De Haan en de Schoenmaker’ meer gerekte passages voorkwamen, die echter aan den eindindruk toch geen definitieve schade berokkenden. In ‘Timon’ was b.v. de confrontatie van den held met de Onsterfelijken van den Olympus bijzonder aardig opgelost door 'n veelbeteekenende wolk; de dialoog van haan en schoenmaker, die dramatisch niet zoo veel mogelijkheden biedt, ‘trok’ wat veel, maar gaf toch ook veel vermakelijks te genieten. Hulde hier aan den regisseur, dr B. Hunningher, die met dit dilettantenmateriaal knappe dingen bereikt heeft! De stemvorming was zeer te prijzen, de gebaren kwamen tot hun recht, er was wederzijdsch begrip bij deze ongeschoolde spelers te constateeren, al stonden niet allen op hetzelfde peil als b.v. de Ploutos en de Megapenthes van E. Polak, de Hermes van A.J.H. Steenkamp, de Zeus en de Rhadamanthys van Ph. Bartels. Dat mag men ook redelijkerwijze niet eischen; maar in de dooden satyre, die na de pauze een climax werd, was het samenspel bepaald inspireerend! Dit tafereel van rancune jegens den machtigen tyran, die een lafbek is voor den dood, mocht er zijn!

Vermelden wij, behalve de regie, ook de stijlvolle decors van L. Zeldenrust en de vloeiende vertaling van J.C. Vollebregt, die veel bijdroegen tot het welslagen van den avond; men heeft hen ook in het succes laten deelen, met den heer Hunningher. Natuurlijk was de Schouwburg propvol; onder de aanwezigen waren minister Patijn en wethouder Van der Bilt.

M.t.B.