De terugkeer van Peter Grimm
Tooneelspel van David Belasco
Gezelschap Jan Musch
Soms kan men er zich werkelijk over verbazen, dat er menschen bestaan, die aan allerlei ‘gewone’ wonderen in het leven voorbijgaan, en zich met des te meer ijver werpen op de vreemdste wonderen uit het hiernamaals. Tot dezulken behoort ook de schrijver Belasco, die heusch geen bijzonder verfijnd psycholoog is, en dus ook geen extra gescherpten blik bezit voor de wonderen van het menschelijk zieleleven, maar wel een enorme belangstelling aan den dag legt voor den terugkeer van een overledene na zijn ‘overgaan.’ Er moet, dunkt mij, een verband bestaan tusschen de vrij goedkoope sentimentaliteit van de eene helft en de wonderbaarlijke wonderbaarlijkheid van de andere helft; kan men aannemen, dat een schrijver van een stuk als ‘De terugkeer van Peter Grimm’ met nogal banale middelen de diepste wijsheden over leven en dood zou onthullen?
Het stuk is op een bepaalde manier spiritistisch bedoeld. Peter Grimm, de bollenkweeker, komt na zijn dood aan zijn adoptiefdochter Catharine goedmaken, wat hij tijdens zijn leven aan haar misdreef, door haar het huwelijk op te dringen met zijn neef en erfgenaam Frederic Grimm; na zijn dood is hij blijkbaar tot de ontdekking gekomen, dat Catharine recht had op een huwelijk uit liefde met den door haar beminden aspirantkweeker James Hartman. Om zijn herstelplan door te zetten komt Peter Grimm nu als geest terug, zooals hij (ongeloovig nog) voor zijn dood afsprak met zijn huisdokter, en hij dient het gezelschap van advies door middel van het mediamieke knaapje William, dat het onecht kind van Frederic blijkt te zijn. Gelukkig weet de schim het dreigende huwelijk, door hemzelf opgeroepen, te laten mislukken, zoodat Catherine en James voor elkaar beschikbaar komen.
Deze heele, dramatisch wel spannend in elkaar gezette historie draagt het stempel van een verwarde denkwijze, waarbij de wensch (de terugkeer van een doode, met moraliseerende bedoelingen) de vader is van de gedachte (dat de Sinterklaas, waaraan men zoo graag wil gelooven, ook werkelijk bestaat). Men kan desgewenscht den terugkeer van Peter Grimm ook alleen maar symbolisch opvatten (het geweten, dat spreekt, de ‘geestelijke’ invloed van een dierbaren doode op de nabestaanden), maar dan blijft het heele materialisatieproces onduidelijk, en dokter Mac Pherson, die een wetenschappelijk getint aanhanger van deze soort spiritisme is, heeft toch kennelijk de sympathie van den schrijver, die hem zelfs den naam Galileï in den mond legt, als het er om gaat de kortzichtige bestrijders van occulte verschijnselen van hun ongelijk te overtuigen. Nu, Galileï zal zich toch niet zoo hardnekkig hebben betoond, om auteurs als Belasco een goed voorbeeld in het zelfstandig denken te geven! Zelfs een aanhanger van occulte theorieën kan heel wat helderder zijn dan deze tooneelschrijver, die den terugkeer van Peter Grimm hoofdzakelijk als een dankbaar tooneeleffect hanteerde. Zijn stuk boeit de zaal door de begrijpelijke gevoelens, die het opwekt, maar met een wetenschappelijke omwenteling à la Galileï heeft dat nu niet bepaald veel te maken.
* * *
‘De Terugkeer van Peter Grimm’ is hier in 1923 (als ik mij goed herinner) door Comoedia opgevoerd, met wijlen Lobo als Peter Grimm. Het stuk bleek toen al een dankbaar speelobject, zij het dan ook ondanks de tendens. Nu heeft Jan Musch het weer opgehaald en er eveneens een knappe vertooning van gegeven, onder zijn zeer verzorgde regie. Hij nam zelf Peter Grimm voor zijn rekening, dien hij hier typeerde met een baard in het genre Dorus Rijkers; hoewel hij mij, als humoristisch bloemkweeker, sympathieker was aan deze dan aan gene zijde van het graf, waar hij veel van zijn humor had verloren, moet ik toch zeggen, dat hij die precaire rol van geest met tact en gevoelige intonatie over het voetlicht bracht. Uitstekend is Mary Musch - Smithuysen als Catharine,s Peters aangenomen kind, en overtuigend ook Adolphe Hamburger als Frederic, zijn neef. Hans van Dorp speelt een wat weeken, maar toch aannemelijken James. Nina Bergsma had geen gemakkelijke taak als de mediamieke William; zij heeft het er goed afgebracht, al kan de sentimentaliteit van den tekst hier moeilijk worden omzeild (vooral aan het slot wordt het wat al te erg, als William met Peter Grimm verdwijnt!). Frits Bouwmeester beheerscht zijn dr Mac Pherson volkomen; Theo Vink en Lize van der Poll kunnen als domineespaar op succes bogen. In de kleinere rollen Lena Kley, Van Staalduynen en Elly van Stekelenburg (als clown in het circus-intermezzo).
De zaal heeft met aandacht geluisterd, en hartelijk geapplaudisseerd, vermoedelijk meer voor de goede opvoering on voor het stuk.
M.t.B.