De dwaze don Juan
Tooneelspel v. Joh. W. Broedelet
Het Residentietooneel
Een jonge man, die verliefd is op de liefde, kan een dankbaar onderwerp zijn voor een tooneelstuk, getuige b.v. Shaws ‘Candida’; maar nochtans blijft hij een moeilijk onderwerp. De jonge man van Johan Broedelet nu brengt ons in diverse moeilijkheden door de wijze, waarop hij zich gedraagt.
Ook hij is verliefd op de liefde, en dus heeft hij genoeg van het zinnelijke avontuur met de dochter zijner hospita, die verliefd is op hem, Luigi Santos, en in het geheel niet op een schim. Luigi brengt uit puur gevoel voor een anoniem wezen bloemen op het graf van een hem totaal onbekend meisje, een zekere Maria, en bij die gelegenheid wordt hij ‘ontdekt’ door Maria's ouders, die nog onder den diepen indruk verkeeren van het sterven hunner dochter. Hun vertrouwen in Luigi, van wien zij meenen te weten dat hij van Maria hield, brengt hem ertoe de rol te aanvaarden, die zij van hem verwachten; hij wordt de zoon des huizes, en hij verdiept zich geheel in de liefde voor de doode. Tot een levend nichtje, Teresina, het conflict brengt, want Luigi heeft haar portret in een album voor dat van Maria gehouden en zich dus geheel ingedacht in het wezen van.... Teresina. Als nu nog blijkt dat Barrera, de aanbidder van Teresina, de echte verloofde was van wijlen Maria, dan is het duidelijk, dat Luigi voor een onoplosbaar dilemma staat; hij ontvlucht op den dag der receptie van Teresina en Barrera het huis, dat hem, den ‘dwazen don Juan’, opnam, hij ontvlucht de Teresina, die zijn Maria is en niet is, met haar platvloerschen Barrera. Maar de ouders van Maria vinden hem weer op Maria's graf en blijken zijn gevoelens ook nu nog te verstaan....
Op zichzelf is dit gegeven niet onmogelijk, maar zooals gezegd: het is moeilijk, het eischt minstens een knappen psycholoog om het voor ons aanvaardbaar te maken. Aan Broedelet is dat zeker niet gelukt, en misschien heeft hij er ook niet naar gestreefd. Hij maakt van Luigi Santos een romantische, overgevoelige, om niet te zeggen sentimenteele persoonlijkheid, van Maria's ouders halve engelen, en hij lascht dan nog een aantal bijfiguren in, deels met komische strekking, om de noodzakelijke atmosfeer te scheppen. Ongetwijfeld heeft Broedelet in deze techniek een groote vaardigheid bereikt; zoo schrijft hij een levendigen dialoog en weet hij ook voor de noodige verrassende situaties te zorgen. Maar van daar tot een aanvaardbaar maken van de zaak, waar het om gaat, is nog een heele afstand, en zoover is Broedelet niet gekomen. Half romantiek, half blij- tot kluchtspel (men denke b.v. aan zoo'n handig ingevoegden kellner, die plotseling aardigheden gaat vertellen over de techniek van recepties!), is ‘De Dwaze Don Juan’ tenslotte een bedacht geval, en alle variatie van tien tafereelen kan niet verbergen, dat de schrijver in de behandeling van het eigenlijke thema (de liefde van Luigi Santos voor een platonische schim) tekort is geschoten. Wij moeten hier veel op gezag van Broedelet, die er Dante en Petrarca bij haalt, gelooven, en daarom gelooven wij het maar half. Wat wij wel gelooven, dat zijn de minder pretentieuze bijfiguren, die door Broedelet aardig worden opgezet: Luigi's vriend Bellone, de Filia hospitalis Marietta, de platvloersche Barrera. Ook van het ouderpaar, dat Luigi als een zoon ontvangt, kan men zeggen, dat het in de romantische sfeer geslaagd is. Maar de stof had samengetrokken kunnen worden, en ook dat voelt men op den duur, mèt de tweeslachtigheid van het geheel, als een bezwaar.
* * *
Er zit genoeg werk voor den regisseur in dit stuk, maar aangezien de eenheid van conceptie in den tekst ontbreekt, kan de regie er die in leggen. Johan de Meester, die ook de kleurige, snel verwisselbare decors ontwierp, had de leiding van deze opvoering en kon er ook wel succes mee boeken, al waren niet alle tien tafereelen even sterk. De hoofdpersoon, de dichter of droomer Luigi Santos, baart moeilijkheden, want hij is een bedachte figuur, maar tevens de zin van het stuk. De vertolking door Bob de Lange kon dan ook slechts bij momenten geheel voldoen; hij heeft zijn zuiver gevoel voor een rol ditmaal op een onzuivere figuur moeten instellen, en men kon dat merken aan zijn spel, dat verre van onverdienstelijk was, maar niet overtuigend, dikwijls nogal monotoon en mat. Max Croiset, in de aardige rol van Bellone, sloeg hem ditmaal met gemak door een pittig stukje tooneel, evenals Guus Oster als Barrera; maar zij zijn dan ook figuren op het niveau van Broedelet, en behoeven niet dieper te schijnen dan zij zijn.
Bijzonder gevoelig gespeeld hebben Ph. la Chapelle en Coba Kelling als de ouders van Maria; zij wisten de sentimenteele idealiseering vrijwel geheel buiten de deur te houden door hun opvatting van het gevoel, dat deze ouders bezielt. Een kwieke Teresina van Emmy Meunier en een vurige Marietta van Caro van Eyck behooren ook tot de aantrekkelijke elementen der opvoering, evenals de levenslustige hospita van Enny Heymans - Snijders. Een paar dilettantische jonge dames, die op graven dolen (Henny Alma en Cecile Bach) en een komische ober (Hans van der Werff) completeeren met een dienstmeisje (Henny van Zuylen) de equipage van Broedelets schip.
Men heeft de première zeer hartelijk ontvangen; er zijn fraaie bloemen opgedragen.
M.t.B.