De Vroolijke Vrouwtjes van Windsor
Shakespeares blijspel bij het Nederlandsch Tooneel
Anton Roemer als Falstaff
Volgens sommigen is Shakespeare's comedie ‘The Merry Wives of Windsor’ geschreven op speciaal commando van Koningin Elizabeth, die smaak had gekregen in de figuur Falstaff en hem verliefd wilde zien. Zulk een verhaal, waar of onwaar, is in ieder geval karakteristiek voor de wijze, waarop de tooneelschrijver van dit tijdperk vaak voor zijn opdrachtgevers moest werken; niet anders dan de tooneelspelers trouwens, die, zooals men weet, in hooge mate afhankelijk waren van hun machtige protectoren. Is het waar, dat Shakespeare zijn ‘Vroolijke Vrouwtjes’ op bestelling schiep, dan kan men er dus veilig van afzien zijn inspiratie te fundeeren op het moderne ‘l'art pour l'art’, en kan men Falstaff beschouwen als een ‘op verzoek geprolongeerde’ tooneelfiguur uit de twee historische stukken ‘King Henry IV’ en ‘King Henry V’.
Daarmee is dus niet gezegd, dat men Shakespeare als een leverancier en zijn personages als bestelde waar zou moeten behandelen, maar alleen aangegeven, dat de verhouding van den auteur tot zijn publiek door geheel andere factoren werd bepaald dan tegenwoordig; de leverantie aan vorstelijke en adellijke personen was een onderdeel van het tooneelschrijversbedrijf en men behoefde er zich dus ook niet voor te gêneeren zulke opdrachten met vakkundige snelheid af te werken. Zoo laat zich dan ook wel verklaren, dat de auteur van ‘De Vroolijke Vrouwtjes van Windsor’ dezelfde man kan zijn geweest, die ‘Hamlet’ schreef; want per slot van rekening is de tragedie van Hamlet een product van denzelfden stijl als deze klucht; alleen spreekt daar het genie dwars door de materie heen, terwijl het in ‘De Vroolijke Vrouwtjes’ bij een werk van een talent blijft, dat zich maar weinig onderscheidt van soortgelijke stukken van Ben Jonson of van de commedia dell' arte. Shakespeare's Falstaff en Jonsons Volpone: het zijn twee belichamingen (en hoe levende belichamingen!) van het Elizabethiaansche tijdvak met zijn uitgesproken aardsche tendens, waaraan alle ‘versterving’ der middeleeuwen vreemd is. Was Shakespeare ons echter alleen bekend als de schrijver van deze comedie, wij zouden er nooit aan gedacht hebben hem een eereplaats in het Pantheon in te ruimen, hem principieel van Jonson te onderscheiden; alleen, als men weet, dat uit dezen geest ook ‘Lear’, ‘Macbeth’ en ‘Hamlet’ konden voortkomen komen, dan zoekt men altijd weer naar bijzondere geheimen.... die men hier niet vindt.
Deze ‘Vrouwtjes’ zijn erg vroolijk, en Falstaff is erg het zinnelijke, amoreele genotswezen der Renaissance, maar een Shakespeare heeft men nog niet noodig om hun aanwezigheid te verklaren. De vermommingen en bedriegerijen, die den verliefden Falstaff tot centrum hebben, zijn dan ook meer te beschouwen als amusement voor het publiek van Engeland omstreeks 1600; het amusement, dat een hedendaagsch publiek er uit kan laten, hangt voor een zeer groot deel af van den hedendaagschen regisseur, die deze grappen moet onderbrengen in een niet al te onoverzichtelijk geheel; want de nevenintriges van het stuk zijn rijkelijk ingewikkeld en de samenhang daarvan met Falstaffs liefdesavonturen is tamelijk los. In een geval als dit kan de regisseur dus naar hartelust aan den tekst werken, zonder dat men kans loopt, dat de regie den tekst verdringen zal, aangezien het element vermaak reeds voor den schrijver een groote factor moet zijn geweest; ‘De Vroolijke Vrouwtjes van Windsor’ werd voor een schouwburgpubliek geschreven en het moet dus ook steeds weer tot een schouwburgpubliek terug worden gebracht.
* * *
Albert van Dalsum is in deze operatie doorgaans bizonder goed geslaagd; zijn vertooning van ‘De Vroolijke Vrouwtjes’ heeft vaart en komische kracht, al zou er in het begin nog wel een weinig geschrapt kunnen worden uit de nevenintrige, die tot het huwelijk van Anna Page en den jongeling Fenton leidt. Maar hoofdzaak is, dat de Falstaffepisode uitmuntend voor den dag komt en dat de illusie van een speelsche vertooning wordt gesteund door de gelukkige oplossing van het probleem der snel op elkaar volgende scènes. Het handige decor van Jacques Snoek wordt eenvoudig bij open doek verwisseld onder een muziekje naar oud-Engelsche melodieën; systeem, dat steeds meer in zwang raakt bij moderne opvoeringen in commedia dell' arte-stijl, waardoor aan het publiek overgelaten wordt zich de illusie van de ‘echtheid’ uit ‘onechtheid’ te scheppen; een opzettelijk primitivisme, als men wil, maar zeer aanbevelenswaardig. Ook het aangeven van de scène door een bordje, vergelijkbaar met de bordjes van de vertrekuren der treinen op moderne perrons, is werkelijk heel practisch en als aanduiding beter dan een volledige uitstalling van schijn-echtheid op de planken.
Dank zij deze verdienstelijke regievondsten waren de vroolijke vrouwtjes (Mien Duymaer van Twist en Ank v.d. Moer) met hun plaagobject Falstaff (Anton Roemer) werkelijk heel vroolijk om naar te zien en te luisteren. Men zegt niets ten nadeele van het pittige spel dier dames, als men Roemer de eer geeft, dat hij door zijn sappige Falstaffcreatie het tooneel beheerscht; welk een zinnelijk blufferig wezen, deze ridder van ook een [...]ige fortuin, maar zonder donquichoterie! Ook in zijn samenspel met den zich bedrogen wanenden echtgenoot Ford, zeer levend vertolkt door Van Dalsum, was Roemers Falstaff een en al plezierige, onbeschaamde vitaliteit, terwijl men van Hetty Beck een aardige vrouw Haastig te zien kreeg; Ludzer Eringa speelde Page
Ook onder de figuren van de nevenintrige was veel te waardeeren: in de eerste plaats Piet Rienks en Henry Emmelot als het duo Slapperman en bediende, dan ook Hans van Meerten als Sir Hugo Evans (een rol, die hij van wijlen Tourniaire heeft overgenomen), Jo Sternheim als vrederechter Zielig en Frits van Dijk als een malloot van een dokter Cajus. Tatia Wijma was wat bleek als Anna Page, Han König verdienstelijk als Fenton, Elsensohn speelde den waard, Ed. Palmers, Johan Schmitz en Jacques Snoek waren de bedienden van Fallstaff. Het burleske elfenballet in de parkscène (Falstaffs derde en definitieve nederlaag, ditmaal tegen het heele corps met de vrouwtjes aan het hoofd) had niet de overtuigende vaart van de voorafgaande bedrijven, maar het paste zich toch wel bij de rest aan.
Dit alles bij elkaar heeft een zeer vollen schouwburg uitstekend geamuseerd en de aanwezigen met hartelijk applaus afscheid doen nemen.
M.t.B.