Een ‘voorlooper’ van het nationaal-socialisme
Nationale mystiek in het superieure stadium
Ernst von Salomon, Die Geächteten (Rowohlt, Berlin 1930)
Het boek, waarvoor ik vandaag de aandacht wil vragen, is, zooals men aan het jaar van uitgave kan zien, niet bepaald actueel in den journalistieken zin des woords. Maar met hoeveel genoegen laat men de journalistieke actualiteit varen, als zich een andere actualiteit voordoet: die van den eersten rangs-schrijver. Het zou wel een wonder zijn, als een auteur van het eerste plan actueel was in den zin van een Ilja Ehrenburg; zijn actualiteit put immers niet uit de gebruikelijke bronnen, zijn oorspronkelijkheid heeft niets uitstaande met de vlugge, goedkoope originaliteitsjacht der ‘razende reporters’; ook al ‘gebeurt’ er nog zooveel met hem, het ‘gebeurde’ wordt pas werkelijk gebeurtenis voor hem, als het zich na een proces van omzetting en schifting heeft gekristalliseerd tot een geheel ander beeld dan dat der fotografische clichés. Daarom zullen Stendhal en Dostojewski nog actueel zijn, als de actualiteit der gebeurtenissen, waarop hun werken betrekking hebben, al volkomen tot de doode historie is gaan behooren; ja, men verbaast zich dagelijks over hun genie, dat hun vergunde met zoo andere oogen den mensch te zien dan hun tijdgenooten, en men prijst zich gelukkig, dat de ‘tijd’ dank zij hun een zeer rekbaar begrip is. Dank zij de ‘diepere’ actualiteit der genieën zijn wij nog in staat Pascal als een tijdgenoot te voelen, terwijl Alie van Wijhe-Smeding door ons volstrekt tot de middeleeuwen wordt gerekend; de ‘kalender der genialiteit’ is dus een gans andere dan die van de Enkhuizer Almanak.
De ‘diepere actualiteit’
Men doet Stendhal en Dostojewski geen onrecht, als men Ernst von Salomon in hun gezelschap brengt. Is het wellicht daarom, dat deze auteur in Nederland tot de groote onbekenden behoort? De werken van Hitler, Rosenberg, Fallada en andere twijfelachtige reputaties vermenigvuldigen zich ten onzent in de etalages, maar naar Ernst von Salomon heb ik vrijwel altijd vergeefs gezocht. Ik wil er den boekhandel, die het tegenwoordig toch al zoo hard te verantwoorden heeft, overigens geenszins een verwijt van maken; boeken van werkelijk formaat worden niet via den boekhandel ontdekt; en zij worden evenmin gelanceerd met een seizoensaanbieding, zooals genoemde Fallada, die zich ook uitnemend voor een aardige verfilming leent; zelfs het element Remarque, dat Von Salomon ook aan zich heeft (maar hoe volkomen anders van mentaliteit!), is blijkbaar niet voldoende om iemand tot een volksheld te maken, als hij niet tevens voorzien is van de ‘populaire’ idealen van dien Remarque. Ernst von Salomon moet men zelf ontdekken, en áls men hem ontdekt heeft, is men weer voor een paar maanden gepantserd tegen den stroom van middelmatigheden, die ook wel eens met een economisch klinkend woord ‘boekenmarkt’ wordt genoemd. Hij behoort met den democraat Ortéga y Gasset en den communist Trotski tot mijn ‘ontmoetingen’ van het laatste halfjaar. Het doet er weinig toe, waar men de superieure menschen ontmoet. Bij deze actualiteit geldt geen ‘partij’; de ras-Duitscher, nationalist en bloed-mysticus Ernst von Salomon behoort tot de categorie van Stendhal en Dostojewski en niet tot die der meeloopers, die tegenwoordig pogingen doen zijn boek te annexeeren als ‘das dokumentarische Werk über die politischen Attentate des Nachkriegs, die Kämpfe im Baltikum und in Oberschlesien, über die Entstehung der Freikorps, Bünde und Selbstschutzorganisationen; der Keimzellen der nationalen Bewegung’ en hemzelf als een ‘Vorkämpfer der deutschen Revolution’ (aldus adverteert de uitgever thans op den omslag van Die Geächteten).
Zij, die zich blind staren op de ‘gebeurtenissen’, die in het boek van dezen schrijver voorkomen, hebben niets begrepen van het wezen van den mensch Von Salomon, die alles anders is dan een reporter van actualiteiten; de werkelijke gebeurtenissen spelen zich hier op een geheel ander plan af, het plan der ‘diepere’ actualiteit.
Oppervlakkig beschouwd geeft Von Salomon in zijn autobiografischen roman een ‘beeld’ van de geestesverwarring, die in het Duitsland van na den oorlog heerschte, en van de chaotische versplintering der nationaal-voelenden, die de tijd dwong tot een landsknechtenbestaan van samenzwering, politieken moord en algemeene sabotage der republiek van Weimar; het geeft zelfs (en de minnaars van Ehrenburg c.s. mogen hier de ooren spitsen) een van zeer nabij beleefde reportage van den moord op Walther Rathenau, waarbij Von Salomon uit de verte betrokken was; het geeft voorts beschrijvingen van den oorlog, die niet onderdoen in afschuwelijkheid voor die van Remarque, al speelt deze oorlog zich niet op het Westfront, maar, als een soort nationale guerilla, aan de Oostelijke grenzen van het Duitsche rijk af. Die Geächteten wemelt van zulke ‘gebeurtenissen’, en misschien is het de stroom van feiten, die den slechten lezer misleidt. De oppervlakte van het leven, dat zich hier uitspreekt als ‘ik’ (en men heeft geen enkele reden om aan te nemen, dat Von Salomon meer romanceert dan noodig is) is het tegen alle moraal gerichte leven van den avonturier ‘par droit de naissance’, van den Casanova der nationale mystiek met een ondergrond van donjuanerie; een leven, dat eindelijk vastloopt in jaren gevangenisstraf, in een zee van eenzaamheid, die den avonturier op zichzelf aanwijst... en op Le Rouge et le Noir van Stendhal. De liefhebbers der reportage kunnen zich thans verbazen: het gewaagdste avontuur van den opgesloten avonturier wordt geriskeerd om dat boek in bezit te krijgen!... Daaruit alleen kan reeds afdoende blijken, hoe oppervlakkig het is, schrijvers als Von Salomon in de klasse der politieke avonturiers onder te brengen, alleen omdat zij politieke avonturen hebben beleefd en omdat hun instinct zich verzet tegen iederen vorm van burgerlijke orde. Een temperamentsverschil scheidt Von Salomon van Stendhal en Dostojewski; maar een man, die weet: ‘Unsere Aufgabe ist der Anstoss, nicht die Herrschaft’, heeft de eenzaamheid van den schrijver en de noodzakelijke eilandpositie van zijn gebied even duidelijk doorzien als Stendhal, die geen lezers verwachtte voor het jaar 1880.
Intelligente mystiek
‘Die Geächteten’: de uitgebannenen, de gevloekten, de ‘geteekenden’. Waarom noemt Von Salomon zichzelf en zijn kameraden, die hij zonder eenige sentimentaliteit als medebandieten schildert, met dien naam? Alleen, omdat zij als ‘nationalisten’ werden uitgestooten door de republiek van Weimar? Ongetwijfeld niet in de eerste plaats; met dezelfde verachting en ijzige ironie karakteriseert deze ‘voorlooper’ van Hitler en Goering het ‘nationale’ pathos en het antisemietisme, dat zich beroept op den zwendel met de ‘Wijzen van Zion’, als een ‘wonderlijk mengsel van bierlucht, zonnemythe, militaire muziek’ benevens ‘Schillercitaten, Deutschlandlied en gebazel over runen en rassen’. Duidelijk genoeg, overduidelijk; een concreet voorbeeld kan het nóg duidelijker maken. Als Von Salomon overgebracht wordt van de eene gevangenis naar de andere en als hij bij die gelegenheid in een cel terechtkomt, waarin de gevangenen hun namen hebben gekrast, met een sowjetster of een hakenkruis er achter, dan krast ook hij zijn naam in den muur, maar zonder eenig symbool. Zulk een detail kenmerkt dezen nationalist, dezen mysticus zonder eenigen mystieken zwendel.
Von Salomon vertegenwoordigt de Duitschland-mystiek in haar negatieven, volkomen instinctieven en dus strijdbaren vorm; daarom is zijn mystiek een intellectueele rooversmystiek. Het merkwaardige van deze soort mystiek is, dat zij het scherpste intellect niet uitsluit; integendeel, juist die ondoorgrondelijke mystieke kern van het nationale gevoel drijft Von Salomon al zijn handelingen bloot te stellen aan een cynische zelfcritiek. In dit stadium zijn mystiek en intellect geen contrasten; zij doordringen elkaar; de blinde drift van het ééne wordt des te feller in haar blindheid en driftigheid beseft door de nuchtere, zakelijke scherpte van het andere. Ook in dit opzicht is Von Salomon nauw verwant aan Dostojewski (honderdmaal meer dan Jakob Wassermann of Lion Feuchtwanger, die de afleggertjes van Dostojewski in de Duitsche litteratuur hebben uitverkocht), bij wien men diezelfde vermenging van mystiek en intelligentie aantreft. Dit is de eenige vorm van mystiek, die ik volledig erken: de mystiek, die bestand is tegen de scherpste tortuur van het borende verstandsmechanisme. Wat na die tortuur aan geheim overblijft (of het nu Pascal's geloovigheid of Von Salomon's nationalisme is), heeft recht op mysterie. Al het andere is goedkoop, vulgair, Rosenberg-Hitler.
Walther Rathenau
De kern van Von Salomon's roman ligt dan ook niet in de (naar mijn smaak wat lang uitgesponnen) guerilla aan de Oostgrenzen, die een voorspel, en evenmin in de subliem geconcipieerde gevangenisstraf, die een tragische apotheose vormt; de kern is Kern, de moordenaar van Rathenau. Het gesprek met dezen Kern is het meesterlijkste, in zijn soberheid volmaaktst geschreven deel van Die Geächteten.
Hier spreken twee menschen over de motieven, die hen tot handelen drijven; hier voltrekt zich het drama van handelen en doel in de theorie der intellectueele ‘landsknechten’, die straks in het volle bewustzijn van hun daad Rathenau, den eenigen gelijkwaardigen tegenstander, uit den weg zullen ruimen; en het is een gesprek, zooals men er in de wereldlitteratuur maar weinig vindt. Zoo compleet en naakt liggen hier de beweegredenen open, zoo argeloos reiken elkaar hier bandiet en mysticus de hand, dat men zich zonder verzet overgeeft aan een mentaliteit, die men met zijn ‘bloed’ niet kan deelen. En hetzelfde geschiedt bij den moord zelf. Geen fanfares, geen vulgaire haatuitbarstingen tegen den ‘Jood’ Rathenau; deze moordenaars hebben geweten, wien zij vermoordden, en juist, omdat zij wisten, dat Rathenau een man van formaat was, vermoordden zij hem, den allergevaarlijksten. Zoo en niet anders, zonder eenig gesnork à la Hitler, zonder hysterische schoolmeesterskreten à la Rosenberg motiveert Von Salomon een moord; niet als een heldendaad, maar als de struikrooversdaad van mystici. Eerbied voor Rathenau (het tegendeel van ‘halfzacht’ medelijden) vervult dit boek, verachting ook jegens hen, die in rechtsche kringen van den moord profiteerden. ‘Der Rang des Menschen Rathenau vermochte nicht dem Hass und nicht der Trauer seiner Freunde das Gesicht zu geben. Er blieb auch im Tode einsam’.
Rathenau vertegenwoordigde de hoogste potentie van wat ‘die Geächteten’ bestreden; daarom vermoordden zij Rathenau, en niet b.v. den goedigen Ebert of den onbenulligen Wirth. Dit is een standpunt, waarover men zijn diverse meeningen kan hebben, maar dat bij Von Salomon niets goedkoops heeft. Aan de beoordeling van den tegenstander herkent men den mensch onmiddellijk: een Hitler, maar ook een Von Salomon. Ik zou durven beweren, dat de houding tegenover den tegenstander één van de zuiverste kenmerken is van iemands levensstijl en, dientengevolge, van den stijl, waarin iemand schrijft; en in dit opzicht staat Hitler op den laagsten, Von Salomon op den hoogsten trap. Rancune en laster symboliseeren een leugenachtigen, door en door onwaren stijl, een in afkeer gedrenkte eerbied jegens den vijand symboliseert een oprechten en menselijk volkomen verantwoorden stijl.
Von Salomon en het nationaal-socialisme
Het boek van Ernst von Salomon was mij op meer dan één punt een openbaring.
Voor alles, omdat ik hier aangetroffen heb, wat ik lang vergeefs heb gezocht en van welks aanwezigheid ik van te voren toch reeds was overtuigd: de eersterangs-openbaring van het sentiment, dat op dit ogenblik in Duitschland triomfeert, nadat het door de theoretici van het nationaal-socialisme was gekanaliseerd in de bedding van het kleinburgerlijke. Daarom (kanaliseering verandert het aspect van den stroom in niet geringe mate!) is de verhouding van Von Salomon, die den ‘paragraphenmensch’ haat en dus waarschijnlijk ook den Ariërparagraphenmensch, tot dat nationaal-socialisme niet zoo ongecompliceerd, als men wellicht zou denken. De strijd van dezen man gold de burgerlijke zelfgenoegzaamheid van de republiek van Weimar, zijn nationalisme was in de eerste plaats een negatieve reactie; door het heele boek loopt, parallel aan de mystische landsknechtenmoraal, het bittere besef, dat de strijders geen recht hebben op ‘Erfolg’, dat de strijd gestreden wordt om den strijd zelf. Rathenau bestreed de landsknechten, omdat hij een absolute waarde, een abstract menschelijkheidsideaal naar voren bracht, dat het Duitsche volk zou kunnen verzoenen met zijn lot; en verzoening beteekent voor Von Salomon verburgerlijking en zelfgenoegzaamheid. Hoe deze auteur zich thans voelt, nu de oude burgerlijkheid vervangen is door de nieuwe, of hij gouwleider is geworden, nu de Schillercitaten en het rassengebazel inzet geworden zijn van een schare, die eenige jaren geleden de republiek half verdedigde en half verried, is mij niet bekend; zijn twee latere boeken, Die Stadt en Die Kadetten (dat in 1933 bij Rowohlt is verschenen) heb ik nog niet gelezen en, eerlijk gezegd, ik verlang er niet eens buitensporig naar om ze te lezen. Als Von Salomon zich na Die Geächteten nog eens heeft overtroffen, zal dat mijn bewondering voor zijn schrijversschap slechts kunnen vergrooten; als hij dit hooge peil in zijn latere werk niet meer heeft kunnen halen, zal ik er Die Geächteten niet minder om bewonderen. Dit boek is zoozeer een oeuvre op zichzelf, dat het bij machte is een schrijver uit te putten of hem in een later boek in herhaling te doen vervallen. Het superieure is, evenals de strijd voor een mystiek gegeven idee, iets, dat zich niet tot in het oneindige laat prolongeeren; het is voortdurend een waagstuk, dat een completen inzet en een complete onafhankelijkheid van alle ‘publieke opinie’ eischt. In dit opzicht vertoont de roman van Von Salomon meer overeenkomst met Spengler (ook in zijn afkeer van ‘die verheerenden Gewalten der Zivilisation’ en van de overheersching der economische politiek) dan met de ‘big men’ der nazi's; Von Salomon is uitgesproken aristocratisch, ook waar hij zich voor de Duitsche gemeenschap uitspreekt, door het levendig besef van een rangorde, die noodzakelijk en vanzelfsprekend is; ‘men voelt de rangorde, men kan met hen, die haar loochenen, niet van gedachten wisselen’. Dit besef van rangorde, dat ook de superioriteit van den mensch Rathenau erkent, vindt men in de vereering van den eersten den besten ‘leider’ slechts als caricatuur, als kleinburgerlijken spotvorm, als wanbegrip dus van het rangorde-instinct, want het zijn niet de ideeën, die de menschen met elkaar verbinden of van elkaar scheiden, maar het is de wijze, waarop men die ideeën beleeft.
Von Salomon zegt het treffend en voor dezen tijd bijna schrikwekkend symbolisch: ‘Niemals ist das Erlebnis entscheidend! Es kann zu jedem kommen, es trifft blind die Menschen, ob sie gerüstet sind oder nicht. Entscheidend ist immer, wie sich im einzelnen das Erlebnis sublimiert’.
Met Hollandsche woorden wil dat zeggen (en Von Salomon zegt het zelf elders in zijn boek): tegenover hen, die meenen mij tot hun voorganger te kunnen maken, vereenzelvig ik mij met Rathenau, wiens dood ik gewild heb.
Het is dit accent, dat Die Geächteten verre uitheft boven den stroom van nationale Kitsch en boerenidylles; het is om dit accent in de eerste plaats, dat ik dit bijzondere boek beschouw als de openbaring en de verloochening van het nationalisme tegelijk.
Menno ter Braak
Dit artikel verscheen als Nationalisme, geopenbaard en verloochend in Verzameld werk, deel 3, pagina 490.