Schietschijf

De leugenaar Bordewijk

Momenteel is er in leeraarskringen groote drukte om de twee romans van het seizoen, waarin heeren docenten en heeren leerlingen optreden, n.l. ‘Terug tot Ina Damman’ van S. Vestdijk en ‘Bint’ van F. Bordewijk. Het Weekblad voor Gymn. en M.O. weergalmt er van, het pro en contra is niet van de lucht.

In het laatste nummer van dat gewoonlijk zoo bezadigde orgaan, dat in beter tijden hoofdzakelijk diende om den leeraar, die hooger op wilde, aan vacature-advertenties te helpen (tegenwoordig zijn er geen vacatures meer aan het onderwijs), gaat nu de heer Arnold Saalborn als een dolle stier tegen ‘Bint’ te keer. Het boek moet den heer Saalborn wel in het diepst van zijn ziel hebben geschokt, want hij heeft anderhalve bladzijde noodig om den heer Bordewijk uit te schelden voor alles wat leelijk is. ‘Gevaarlijk en vies’.... ‘De heer Bordewijk is een nare man’.... ‘Alleen in het brein van een geranselden puker (? Sag.) bestaan zulke beesten (als de H.B.S.-directeur Bint)’.... ‘De heer Bordewijk liegt’.... ‘De heer Bordewijk moet wel een zieligverdraaide geest hebben’.... etc. etc. De heer Saalborn en de heer Bordewijk: men merkt wel, dat botert niet. De heer Saalborn heeft zich altijd in populariteit bij de jeugd verheugd, en nu komt de heer Bordewijk hem in den vorm van een tuchtmeester Bint vertellen, dat hij daarmee eigenlijk niets belangrijks heeft verricht; daarom springt de heer Saalborn uit zijn vel en bast den heer Bordewijk toe: ‘Daarom worde hij sergeant-instructeur in het Vreemdelingen-legioen en hij verpeste de Nederlandsche litteratuur en het Nederlandsche onderwijs niet langer met zijn erbarmelijkheden.’ Nogmaals, wel moet de heer Saalborn zwaar getroffen zijn, dat hij zich tot zulk een paroxysme van woede weet op te schroeven.

Want men zou zoo zeggen, dat de roman ‘Bint’ zoo duidelijk een groteske is, dat zelfs de gevoelige heer Saalborn het wel had kunnen merken. De heer Bordewijk geeft een schoolwereld in fantastische dimensies, en in zijn directeur Bint een fantastisch principe van tucht en gezag. Wie dus zijn consequenties uit die schoolwereld en dien directeur wil trekken, mag dan toch zeker wel bedenken, dat de heer Bordewijk ons geen naturalistisch geschetst milieu voorzet! De heer Saalborn is verplicht op grond van zijn scheldpartij ook den heer Andersen uit te schelden, omdat hij de jeugd misleidt door een hond te laten optreden met oogen zoo groot als de toren van Kopenhagen ('t is schande, zooiets bestaat toch niet!), of Alfred Jarry uit te schelden, omdat vader Ubu niet naar het leven geteekend is, kortom de geheele litteratuur uit te schelden, waarin de fantasie van den schrijver de grenzen van de huiskamer overschrijdt. Want al deze auteurs ‘liegen’, zijn ‘gevaarlijk en vies’ en ‘zielig-verdraaid’.

Ik heb een directeur van een H.B.S. gekend en zeer hoog geschat, die sterk aan Bint deed denken; maar hij was in het geheel geen Bint. Ik heb eenige jaren voor een klas gestaan en herhaaldelijk individuen geobserveerd, die verwant waren aan de ‘hel’-klasse van Bordewijk; maar Whimpysingers met hardgroen tandschimmel en Schattenkeinders met inkthanden waren er nooit bij. Volgens den heer Saalborn is daarmee het ‘liegen’ van den heer Bordewijk overtuigend bewezen; volgens mij is daarmee bewezen, dat hij een sterke fantasie bezit, die in het irreëele juist het reëele weet vast te houden. Maar misschien is alle fantasie een vorm van liegen, en dan heeft de heer Saalborn langs een omweg toch nog gelijk....

Sagittarius.