Treasure island

Wallace Beery en Jackie Cooper
Gebouw voor K. en W.

In de herberg ‘The Admiral Benbow’ verschijnt op een goeden dag een vloekend en op rum verzot heerschap, een oude zeeschuimer, die een geheim met zich draagt in zijn grooten koffer. Hij houdt geruimen tijd in de herberg verblijf, bezeten door de obsessie, dat een man met één been zich op hem zal komen wreken. Wat is het geval? Deze Billy Bones vreest de wraak van zijn ex-collega's zeeroovers. Voor zijn dood vertelt hij aan Jim Hawkins, den zoon van den overleden herbergier, die met zijn moeder de zaak exploiteert, het geheim van den schat, die in zijn koffer berust. Het blijkt een kaart, waarop de plaats staat aangegeven, die boekanier Flint op een ver eiland had uitgezocht om zijn geld en kostbaarheden te verbergen.

Op gezag van deze kaart rusten de landheer van het dorp en de dokter-rechter een schip uit om de schat te gaan zoeken. Zij monsteren echter, behalve Jim als scheepsjongen en den waardigen kapitein Smollett, den man met het eene been, John Silver, die natuurlijk muiterij voorbereidt om zelf de schat te kunnen bemachtigen. Eenmaal bij het eiland aangekomen, hijscht hij de piratenvlag op het schip, en nu begint de strijd tusschen de twee groepen, muiters en ‘regeeringsgetrouwen’. Er wordt heel wat geschoten, eer de goede partij gewonnen heeft en ook den schat heeft gevonden, maar dan nog laat Jim, die natuurlijk aan de zijde van het wettig gezag heeft gestaan, John Silver ontsnappen, omdat hij aan boord een goede kameraadschap met hem had gesloten.

Er is voor op avontuur belusten in deze film genoeg te zien. Zij behoort overigens tot de middelmatige soort en is rijkelijk lang, zonder origineele vondsten. Het scenario is ontleend aan den roman van Stevenson, dien ik niet gelezen heb; maar ik neem aan, dat de verfilming door Victor Fleming hem maar zeer gedeeltelijk recht laat wedervaren. In ieder geval komt het geheel niet boven een gemiddelde van behoorlijke fotografie en behoorlijk, maar conventioneel spel uit. Van de scheepsingrediënten is soms wel profijt getrokken, maar toch maar bij wijze van intermezzo en niet voldoende. Van het eiland ziet men niet veel anders dan een filmmenagerie van apen en struisvogels, die door den regisseur uit wandelen zijn gestuurd.

Natuurlijk is Wallace Beery als de piraat Silver ver boven het gemiddelde uit; zijn spel is altijd de moeite waard, ook in een film als deze, die er min of meer roofbouw op pleegt. Jackie Cooper als Jino Hawkin heeft wel een vriendelijke bolle toet en hij is eerst wel een dankbaar sujet, maar op den duur is zijn verschijning wat monotoom. Lionel Barrymore speelt den vloekenden Bones met een theatralen inslag, die de verschijning wel krachtig, maar niet bijzonder geloofwaardig maakt. Lewis Stone is zelfs als kapitein van een schip voor alles de correcte gentleman.

In het voorprogramma een klucht van Laurel en Hardy, die een paar vermakelijke momenten te noteeren geeft, maar evenals de hoofdfilm een stevige bekorting stellig had kunnen verdragen.

M.t.B.