A.J.D. van Oosten

Dichter, novellist, romancier
Maar wie is Van Oosten?

A.J.D. van Oosten, De Dag Beweegt, Verzen. (Bosch en Keuning, Baarn z.j.)
A.J.D. van Oosten, Slagen en de Ruit, Vertellingen. (Teulings, 's-Hertogenbosch z.j.)
A.J.D. van Oosten, Rutschbaan. Roman. (De Spieghel, Amsterdam z.j.)

A.J.D. van Oosten is een productief lid der ‘Gemeenschap’-groep; zijn productiviteit is bovendien zeer veelzijdig, want hij dicht, schrijft novellen en kan ook een kleinen roman componeeren. Voorshands blijft men echter in het onzekere over de persoonlijkheid van dezen jongen katholiek, die over een groote dosis stylistische vaardigheid beschikt, maar nog meer den indruk maakt van een mode-acteur met zekere journalistieke handigheden dan van iemand, die schrijft in dienst van een idee. De mode is bij van Oosten, als bij zooveel anderen (hij doet als novellist vaak aan Albert Kuyle denken) het moderne decor, waaraan de stijl zich heeft aangepast. De moderne wereld schijnt voor dit soort litteratoren samen te vallen met de nieuwe ingrediënten, waarvan een gemechaniseerde en veramerikaniseerde samenleving zich gewoonlijk bedient. Van Oosten heeft de capaciteiten van een romantisch journalist, die zijn vak verstaat, omdat hij al die mode-ingrediënten heel aardig weet te gebruiken. Maar schrijven kan meer zijn dan alleen een vak.

 

Het best bevalt Van Oosten mij als dichter. De poëzie, ik heb het al meer betoogd, verbergt leegte of onrijpheid veel beter dan het proza, omdat zij zingen kan. Van Oosten nu zingt met zeer veel talent, zonder dat men kan zeggen, dat hij ook maar één moment verbijstert door bijzondere originaliteit. Hij behoort tot die dichters, wier techniek gerijpt is vóór hun persoonlijkheid en die zich dus een tot weinig verplichtende gemakkelijkheid van verificatie hebben eigen gemaakt. Men leest hun werk met een egale waardeering, met het bijgevoel, dat men toch liever een stuntel voor zich had, die een duidelijke geestelijke physionomie vertoonde. Duidelijkheid in den vorm is nog geen duidelijkheid van het persoonlijk leven; Van Oosten is voorloopig een onduidelijke geest, die de poëzie gebruikt om zijn talent te bewijzen. Een voorbeeld van deze verskunst:

Nieuwe Waterweg.
 
Rookpluim en vlag wapperen vóór de boot.
 
het doode tij staat breed tusschen de pieren;
 
hier lijkt het land nog onbevolkt en groot
 
als overal bij monden van rivieren;
 
er is geweldig licht ter Zuidwest-kim
 
daar liggen Rozenburg, den Briel, Rockanje;
 
links strekt zich Holland in een verre schim,
 
de hooge torens duiken onder regenfranje;
 
 
 
de vaart volgt scherp den wenk van bocht en baak,
 
de scherpe boeg bijt grimmig door de golven;
 
men raakt hier kalm-aan zeker van zijn zaak,
 
geen zeemansgraf is ooit hier nog gedolven;
 
 
 
Maassluis glijdt nader: een verdroomde stad,
 
Oud-Hollandsch elegant, proper en deftig;
 
dan wisselt het tooneel: de oevers worden plat,
 
smaller de stroom, de middag luid en heftig.

Gelijk men ziet: dit is niet slecht, het is zelfs beeldend en absoluut geen cliché. Maar het heeft evenmin het accent der groote oorspronkelijkheid, het blijft.... talent. En dat blijft vrijwel het geheele poëtische oeuvre van Van Oosten.

* * *

 

Als novellist is Van Oosten geheel en al het type van den mode-auteur met zekere bekoorlijke vlotheden gewapend tegen den werkelijken schrijversernst. Zijn ‘Slagen op de Ruit’ laat zich voortreffelijk lezen, bij wijze van litteraire ontspanningslectuur, maar boven het schilderachtige en sentimenteele weet Van Oosten zich niet te verheffen. ‘Kleine verhalen rondom het vuur van de werkelijkheid’ noemt de schrijver deze stijloefeningen, en het klinkt rijkelijk pretentieus voor dit proza; overigens zegt dat ‘vuur van de werkelijkheid’ ook al weer niet veel, en in zooverre past het beeld zich goed aan bij Van Oostens stijl. Hier is een verteller aan het woord, die geen hooge eischen stelt aan zichzelf, maar wel een snelle, oppervlakkige waarnemingsgave heeft. Een weinig romantiek, een weinig actualiteit, een scheutje sociale verontwaardiging, een dosis religieuze verteedering: de cocktail van een en ander is de novellist Van Oosten.

 

De roman ‘Rutschbaan’ kan men het best ook beschouwen als een wat uitgedijde novelle van het genre ‘Slagen op de Ruit’. Het thema: de man tusschen twee vrouwen (waarvan de een Cyril en de andere niet minder dan Concon heet) wordt hier door Van Oosten volkomen behandeld in den stijl van het moderne decor; secretaresse, kampeeren, what is that thing called love, baden, filmen, één gram slechte philosophie van den kouden grond.... men kent het recept, waaraan Van Oosten zich in dit boekje trouw heeft gehouden. Meer dan in de korte verhalen en de poëzie blijkt hier de schrijfvaardigheid nog een voorwendsel om een onbeduidend erotisch fantasietje pretentieus voor te dragen als een interessant geval. Zoodra deze menschen (weggeloopen uit de film ‘Jonge Harten’) aan het praten gaan, krijgt men de ijsbaarlijkste conversatie van het moderne decor te hooren. Als typistes over Rusland philosopheeren volgens het patent Van Oosten, raakt men zijn verdraagzaamheid jegens het schrijftalent van dezen auteur kwijt. Het is te hopen, dat Van Oosten de duizeligheid, opgeloopen op deze rutschbaan, maar spoedig kwijt zal raken om tot de orde van den dag te kunnen overgaan. Want het wordt m.i. wel tijd, dat hij eens bewijst wat hij is, behalve dan een vlot verteller en een talentvol dichter zonder persoonlijkheid

M.t.B.