'n Liefde aan die Kaap

Tooneelspel van dr Henri Cronje
Afrikaansch Studententooneel van Stellenbosch

Het Afrikaansch Studententooneel van Stellenbosch is gisterenmiddag door den gezant van Zuid-Afrika, dr H.D. van Broekhuizen, met een enkel sympathiek woord ingeleid bij het publiek van de Residentie. De heer van Broekhuizen gewaagde daarbij van het verschil in ontwikkeling tusschen Afrika en Nederland, wat litteratuur en kunst betreft. ‘Ons is nog kinders’, aldus de gezant, maar wij richten ons als kinderen tot hun moeder, in de verwachting, dat zij toegevendheid toont.

Het spreekt vanzelf, dat wij aan dilettanten niet denzelfden maatstaf kunnen aanleggen als aan beroepsacteurs, en dus gaarne gehoor geven aan de opwekking van den heer Van Broekhuizen, want de studenten van Stellenbosch hebben het niet gemakkelijk met dit stuk van dr Cronjé, dat zeer wijdloopig en weinig dramatisch is; het is een paraphrase van een historische episode, waarin de schrijver zich niet gewaagd heeft aan een psychologische verdieping der personages, maar zich bepaalde tot een liefdesgeschiedenisje, omgeven door de coulissen van het geschiedkundig gebeuren. De feiten zijn, zooals het programma meedeelt, de volgende: Simon van der Stel, een bekwaam Gouverneur van de Kaap, nam in het begin van de 18e eeuw als zoodanig ontslag; keerde echter niet naar het vaderland terug, maar vestigde zich op zijn hoeve ‘Constantia’, waar hij den wijnbouw ter hand nam. Zijn zoon Willem Adriaan, die hem als Gouverneur opvolgde, was door zijn functie niet gerechtvaardigd om zijn voorbeeld te volgen, maar vond gemakkelijk iemand, die als strooman optrad. Zoo nam hij op ruime schaal veeteelt en landbouw ter hand, tot ergernis van de kolonisten, die verdienden dank zij de leveringen aan de Compagnie en aan de vreemde schepen, die Kaapstad aandeden, en niet ten onrechte vreesden, dat de Gouverneur nu hun invloedrijke mededinger zou worden. Vandaar, dat zij naar de regeering te Batavia schreven teneinde zich over hem te beklagen. Toen de retourvloot uit Batavia een volgend jaar Kaapstad aandeed, kreeg Van der Stel kennis van deze klachten, nadat hij reeds in den kring der kolonisten ontevredenheid had bemerkt. Teneinde zich tegenover Heeren Zeventien te dekken, zond hij er zijn vertrouwden, in het bijzonder den Landdrost, op uit om handteekeningen te verzamelen onder een stuk, waarin hij als een bij uitstek goed Gouverneur werd geprezen. De kolonisten echter gaven geen kamp; onder leiding van Adam Tas richtten zij zich thans rechtstreeks tot Heeren Zeventien, en slaagden er, niet zonder moeite, in, om dit adres met een paar hunner aan boord van de retourvloot in te schepen. De Gouverneur deed Adam Tas vatten; vond niet het gehoopte afschrift van het adres, maar wel aanwijzingen over degenen, die het mede-ondereekend konden hebben. Zoowel Adam Tas als enkelen dezer werden op wederrechtelijke wijze gevat, naar Kaapstad gebracht, in de gevangenis geworpen. Totdat bevelen, die Heeren Zeventien spoedig naar Kaapstad zonden, hem van zijn macht beroofden en 'n einde maakten aan zijn bewind.

De schrijver van ‘'n Liefde aan die Kaap in van der Stel se tijd’ laat nu een aantal personen, voornamelijk Fransche Hugenoten, optreden om dit te illustreeren. Er komt veel verwarring, maar alles eindigt met een zoo compleet mogelijk happy end. Wij weten, dat het Afrikaansch geen kindertaaltje is, zooals dr v. Broekhuizen schertsenderwijs opmerkte; maar dit tooneelstuk heeft wel iets heel kinderlijks, in zijn bouw en in zijn naieve persoonsverbeelding. Er ware meer van het onderwerp te maken geweest dan Cronjé doet; dit volk met den Bijbel als levenscentrum en de wilden op den achtergrond van het bestaan kan men zeker ook anders uitbeelden dan op deze louter anecdotische en pittoreske wijze.

Verdienstelijk spel gaven onder deze dilettanten voornamelijk de heer Johann van Heerden als de weerbarstige zwerflustige Pierre Meyer en de heer Ott van Schalkwijk als zijn collega Du Toit. Het spel van de heeren Theo Gerdener en Kosie Gericke, en van de dames Jos. Ballot en Mizzi Krige kwam niet boven het middelmatige en bevangene uit, al werd er soms met prijzenswaardige ambitie geacteerd. De regie van Anton Verheyen was aan den conventioneelen kant en miste vooral tempo, waardoor het toch al lange stuk nog meer dan noodig was gerekt werd. Met dat al was de kennismaking aangenaam, want interessant als bijdrage tot de kennis van het Afrikaansche tooneel.

De medewerkenden zijn met een krans gehuldigd.

M.t.B.