Herman de Man, Marie of hoor ook de Wederpartij. (Nijgh en Van Ditmar, R'dam 1937).
Aai Koot, een daglooner, analphabeet en weduwnaar, krijgt door middel van een huwelijksadvertentie, die door een koopman voor hem wordt opgesteld, kennis aan Marie, een hartelijke en loszinnige vrouw, met een ‘voorkind’. Zij spreken af, dat zij Aai's huishoudster zal worden, en dat zij bij wederzijdsch goedvinden zullen trouwen. De boeren in de buurt (de omgeving van IJsselstein) intrigeeren echter tegen de nieuwe ontdekking, maar Aai, verblind door zijn liefde, stoort zich geenszins aan hun geroddel. De spaarduitjes van Aai gaan op aan het gezin, en om in deze lacune te voorzien, stelt Marie zich in verbinding met een koloniaal, met wien zij vroeger verkeering heeft gehad; zij doet het voorkomen, alsof het ‘voorkind’ van hem is, en met het geld, dat de misleide zendt, weet zij de gaten te stoppen. Zij en Aai komen nu in beteren doen; maar als Marie na een onderzoek door de mand valt en in de gevangenis terecht komt, verliest Aai het geloof in zijn vrouw, maar krijgt dit, als Marie uit de gevangenis wordt ontslagen, weer terug door bemiddeling van den koopman. Kind op kind ziet nu het levenslicht, het gezin verpaupert, en Marie, voor de zooveelste maal zwanger, raakt in de war en valt in haar Zondaagsche kleeren van de vliering.
In het slothoofdstuk vertelt Marie haar levensgeschiedenis aan den zoon van den koopman, die jaren later aan zijn geboortedorp een bezoek brengt (‘hoor ook de wederpartij’). In dit hoofdstuk wordt de geheele stof nog eens geresumeerd, en aangezien De Man reeds in het voorafgaande de sympathie voor Marie heeft weten te wekken, doet deze afsluiting van den ramon als overbodig aan. Overigens is het boek in De Mans bekenden stijl geschreven, en dus smakelijk verteld. Deze materie is zijn specialiteit en de behandeling ervan is hem dus best toevertrouwd.
M.t.B.