Studies over Greshoff

De beteekenis van het Ikaros-motief

Jan Schepens, J. Greshoff. Een studie. (A.A.M. Stols, Maastricht 1938).
G.H. 's Gravesande, Greshoffs Ikaros Bekeerd. Proeve van Exegese. (A.A.M. Stols, Maastricht 1938).

In vervolg op mijn artikel van gisteren over Greshoff en vooral zijn nieuwe leerdicht ‘Ikaros Bekeerd’ moet ik nog even wijzen op een tweetal studies over den dichter, die dit voorjaar het licht zagen. De eerste is van den Vlaming Jan Schepens en geeft een thematisch overzicht van Greshoffs geheele werk. Schepens verdeelt dit in drie perioden (waarmee men inderdaad wel ongeveer uitkomt) en laat aan de materie zien, hoe Greshoff zich ontwikkelde van een begaafden minor poet tot de figuur, die hij tegenwoordig is. Terecht wijst Schepens er daarbij op, hoe onze dichtkunst in de laatste jaren, doordat de moralist in sterke mate aan het woord komt, terugloopt naar haar vòòrtachtigsch karakter; Greshoff is, volgens hem, reeds een grensgeval; ‘verder gaan dan hij is niet mogelijk.... Navolgers van den huldigen Greshoff zouden de Nederlandsche poëzie echter op een gevaarlijk pad brengen.’

Het boekje van Jan Schepens, die kennelijk vol bewondering is voor zijn onderwerp, tracht zooveel als doenlijk bij groote (en ook nog een weinig schoolsche) bewondering, critisch te zijn, en een samenvattende karakteristiek te geven. Dit lukt den auteur maar half. Hij schrijft nog zeer moeizaam, vertoeft veel op zijwegen en verliest zich tenslotte in een interpretatie van ‘Ikaros Bekeerd’, die weinig minder dan chaotisch is, en vooral gezocht aandoet door de voorbeelden ter vergelijking. Daarbij wordt aan de rhetoriek, die voor Greshoffs poëzie zoo typeerend is, betrekkelijk weinig aandacht geschonken; aan de psychologie van dezen dichter die natuurlijk ook zijn proza en critieken had moeten omvatten, heeft Schepens zich niet gewaagd. Derhalve zijn de inleidingen van Bloem en Vestdijk in resp. den eersten en tweeden druk der Verzamelde gedichten, hoewel uiteraard minder up to date, en onderling weer zeer verschillend, representatiever dan dit sympathieke, edoch onhandig gestelde boekje, dat voornamelijk informatieve waarde heeft voor wie de ontwikkeling van den dichter nog niet kent.

* * *

Het werkje van G.H. 's-Gravesande is evenwichtiger van constructie, omdat het, zijnde een ‘proeve van exegese’, een eenheid is; het bepaalt zich tot het Ikaros-motief en de voorverschijningen daarvan in Greshoffs vroegere gedichten; de schrijver lost dit motief in de twee tegengestelde motieven op, die het wezen van Greshoff bepalen, waar bij hij m.i. sterker had kunnen accentueeren, dat deze beide motieven (de opvlucht en de neerdaling) hier eigenlijk geen tragische tegenstelling zijn. 's-Gravesandes studie is echter in de eerste plaats een paraphrase van den tekst, die den lezer nader tot het werk moet brengen, en zijn conclusie, dat ‘Ikaros Bekeerd’ door ‘de volmaakte versificatie, den volkomen eigen toon een hoogtepunt vormt in zijn (Greshoffs) letterkundigen arbeid’, kan ik geheel onderschrijven.

M.t.B.