De sociabele auteur van een sociabele letterkunde
Symbool der Fransch-Engelsche vriendschap
DE VERKIEZING van André Maurois (pseudoniem voor E. Herzog) tot lid van de Académie Française, bekroont een dier literaire carrières, die karakteristiek zijn voor het Fransche letterkundige leven. Maurois (geb. te Elbeuf in 1885) behoort tot die vaardige, knappe, productieve en toch ‘gemiddelde’ schrijven, die door een groot publiek gelezen kunnen worden, omdat hun problematiek zich speciaal leent voor een auditorium in allerlei kringen der maatschappij. Een auteur met een niet zeer diepgaande intelligentie, een groote soepelheid en veel aanpassingsvermogen, als het ware geschapen voor den familieroman en de historische biographie. Iemand, die geen domheden pleegt te schrijven, maar nog minder schokkende ontdekkingen doet, gedaan heeft of zal doen; geestig, sceptisch, ironisch, beschaafd pacifistisch, geheel een man van de wereld, kortom, de ideale académicien van de goede qualiteit, maar allerminst te goed voor de Académie, zooals b.v. Gide, die er nooit lid van was, en Valéry, die zelf bekende, dat de Académie niet zijn sterkste kant was....
Ook in ons land beeft Maurois een grooten lezerskring. Zijn onderwerpen en zijn manier van psychologiseeren liggen den gemiddelden Nederlander best: dat zijn roman ‘Climats’ (1928), een huwelijksgeschiedenis, hier zeer veel aftrek heeft gevonden en (ten onrechte) wel eens beschouwd is als het non plus ultra van moderne Fransche literatuur, is ongetwijfeld te verklaren uit de overeenkomst tusschen dit boek en onzen eigen familieroman (alle verschillen van landaard en talent voorbehouden). Minder bekend werden hier Maurois' oorlogsromans ‘Les Silences du Colonel Bramble’ (1918) en ‘Les Discours du Docteur O'Grady’. Het industrieele milieu teekende Maurois in zijn ‘Bernard Quesnay’ (1926), en in 1932 verscheen ‘Le Cercle de Famille’, waarvan de titel voor zichzelf spreekt; het werd een best seller, en ook dat zegt iets.
De historicus Maurois.
De talenten van Maurois komen op hun voordeeligst uit in zijn historische biographieën. Hij heeft zich in dit voel omstreden genre ontwikkeld tot een waren virtuoos, die bovendien over een benijdenswaardige historische vakkennis beschikt; dat de historici van het vak dus dikwijls jaloersch zijn op zijn soepele, pakkende manier van vertellen, is geen wonder. Eere wien eere toekomt: de biograaf Maurois is een van de leesbaarste schrijvers van zijn tijd. Uit deze historische werken blijkt ook heel duidelijk Maurois' genegenheid voor Engeland en de Engelsche geschiedenis, getuige b.v. zijn ‘Ariel ou la Vie de Shelley’ (1923), ‘La Vie de Disraeli’ (1927), ‘Byron’ (1930) en ‘Edouard VII et son Temps’. Ook van Toergenjef en Lyautey gaf deze vruchtbare auteur levensbeschrijvingen, terwijl hij zijn bevindingen over Amerika neerlegde in ‘L'Amérique Inattendue’. Het biographische werk van Maurois is ten onzent zoo bekend (ook druk vertaald), dat het geen verdere populariseering van noode heeft.
Ook als essayist, sprookjesschrijver en bewerker heeft de soepele en handige Maurois steeds de handen vol gehad: hij is een sociabele persoonlijkheid in de sociabele Fransche letteren, en zijn medewerking wordt door vele tijdschriften en bladen op prijs gesteld. In de Académie zal Maurois de traditioneele uniform en degen stellig alle eer aandoen.
M.t.B.