Kunst en Letteren
Een nederlaag?

De winnaar, die slecht tegen zijn winst kan

De Nederlaag heeft Ed. Hoornik het volgende gedicht genoemd, dat hij opdroeg aan ‘Jac. Bloem, lid van de adviescommissie voor den C.W. van der Hoogtprijs’ en dat in het zoo juist verschenen nummer van het tijdschrift ‘Werk’ wordt gepubliceerd:

 
....Toen zei een stem:Besiisse 't lot!
 
De Muze week ontzet ter zijde;
 
Stompzinnig keek de dobbelpot.
 
 
 
Geef mij de beker’, zei hij bot,
 
opdat ik werpe voor hen beiden.
 
De steenen tuimelden.... Hij schrok.
 
 
 
Ik gaf den prijs, kon ik vermijden,
 
dat hij de nederlaag moest lijden:
 
mijn naam kwam moeilijk uit zijn strot.

Zooals men zich zal herinneren. heeft Hoornik dit jaar den Van der Hoogtprijs gewonnen, nadat de adviescommissie door het lot te zijnen gunste had beslist. Voor zoover ik weet, wordt er echter niet bekend gemaakt (en terecht), hoe de meeningen in de commissie verdeeld waren, toen de stemmen staakten. Het komt mij voor, dat het gedicht van Hoornik er daarom glad naast is; want als hij reden heeft om in zijn binnenkamer te veronderstellen, dat de heer Bloem hem ‘tegenzat’, zou hij nog gegronder redenen hebben moeten vinden om die veronderstelling voor zich te houden. Door een loting, die toch minstens door drie van de zes leden moet zijn veroorzaakt, op den hals van den heer Bloem te schuiven, stelt hij iets. dat hij zou moeten bewijzen.

En waarom? Het is van geen belang, wie van de heeren den candidaat Hoornik niet wilden bekronen. Het was wèl hoogst zonderling, dat zij hem niet wilden bekronen, maar zulks is in laatste instantie toch een quaestie van smaak, van waardeoordeel. Op de loting, op dien smaak en op dat waardeoordeel heb ook ik scherpe critiek geoefend, maar het gedicht van Hoornik lijkt mij daarom niet minder een faux pas, oftewel het getuigenis van iemand, die slecht tegen zijn winst kan.

M.t.B.