Is zij een ‘brieffragment’?
Uit het Maartnummer van Groot-Nederland namen wij een gedeelte over van een posthume critiek van den verleden jaar overleden dichter Willem de Mérode, waarin deze zich op zeer persoonlijke manier over de jong-protestantsche letterkunde uitliet.
In het Hollandsch Weekblad lezen wij nu de volgende commentaar:
‘Het merkwaardige van dit artikel is.... dat het géén artikel is. Het is slechts, en een enkele oogopslag is voldoende om dit te constateeren, een fragment uit een brief, een van de tallooze brieven die De Mérode aan zijn vele correspondenten placht te schrijven en waarin hij over alles en allen zijn gal placht uit te storten, doorgaans in vrij onsamenhangende bewoordingen.’
En de schrijver besluit aldus: ‘Het lijdt geen twijfel of De Mérode zelf zou diep gegriefd zijn, indien hij wist dat deze ongetwijfeld als vertrouwelijk bedoelde uitingen aan de openbaarheid werden prijsgegeven.’
Wij veroorloven ons hierbij het volgende op te merken: de schrijver begint met te beweren - wat iets anders is dan bewijzen - het is een brieffragment, en dus vertrouwelijk bedoeld en dus niet voor publicatie bestemd. Ja, als het een brieffragment is, maar als het nu eens géén brieffragment is, en De Mérode het werkelijk geschreven heeft, met de bedoeling het te laten publiceeren, wat dan? De redactie van Groot-Nederland moet dit ‘historisch document’ toch in handen gehad hebben, en er iets anders in gezien hebben, dan een brieffragment.
Bovendien ziet de schrijver - zooals te doen gebruikelijk is - over het hoofd, dat De Mérode het in deze critiek via de personen over de beginselen van de jong-Protestantsche letterkunde heeft. Het is niet als klacht, maar als aanklacht bedoeld.
En dat hierbij prominente figuren in de Prot. letterkunde in het geding kwamen, was o.i. moeilijk te vermijden.