A.G. Douwes Dekker-Post van Leggeloo
aan
Menno ter Braak
[19 juni 1937]
Den Weled zeer Gel. Heer dr M ter Braak
25 Parklaan
Den Haag
Weled Zeer Gel Heer,
Ik wensch me van elken polemiek met U te onthouden. Eerstens om hetgeen U mijn echtgenoot hebt aangedaan, of jegens hem hebt nagelaten in uw verschillende publicaties. Ik wil over uw houding te dien aanzien niet hier met U in discussie treden.
Ik wil constateeren, dat ik in mijn brieven aan U volkomen correct ben gebleven, natuurlijk gezien de plaats, die U mij in onze verhouding heeft aangemeten en als ik nog een laatste reden noodig had om elke discussie met U te vermijden, dan zou het zijn de meer dan ordinaire scheldtoon, die U zich in uw brieven jegens mij persoonlijk veroorlooft. Ik acht den toon van uw correspondentie met mij beneden elk peil.
Ik dank U voor de toezending van enkele stukken bij uw brief van 18 juni. Hiermede is de briefwisseling compleet en heb ik derhalve volledig inzicht kunnen krijgen.
In verband met den eisch die U mij heeft gesteld, om niet vóór uw publicatie van de mij verleende inzage gebruik te maken, neem ik aan dat U er geen bezwaar tegen heeft, dat ik zoo mogelijk in hetzelfde Augustus-nummer van ‘Groot-Nederland’ of anders in een in Augustus na ‘Groot-Nederland’ verschijnend ander tijdschrift, mijnerzijds te belichten, wat die publicatie al dan niet bewijst. Gaarne zou ik omgaand uw mededeeling daaromtrent ontvangen, opdat ik mij ten spoedigste met de directie van ‘Groot-Nederland’ over één en ander zou kunnen verstaan.
Ik neem aan, dat ik mij voor dat doel ook wel met iemand anders in verbinding zou mogen stellen, natuurlijk onder dezelfde condities, dat vóór uw publicatie nergens ter wereld wordt gepubliceerd, of tegenover iemand op eenigerlei wijze daarvan wordt gebruik gemaakt.
Ik zal U de stukken Maandag terugzenden
Met verschuldigde hoogachting
Mevrouw Douwes Dekker
Origineel: Den Haag, Letterkundig Museum