Eerste toneel
Muller, Mary Leroy
aleens. ...
Ik heb er wel van gehoord, mijnheer Muller. Ik heb gehoord, dat het precies een jongensboek moet zijn, zoiets als Karl May.
O, ja? Ik heb helaas geen tijd om romans te lezen. U zult wel gelijk hebben, maar dat doet er verder ook niet toe. U kunt hit wel gaan. ... Wilt u even mijnheer Kemp van Buitenland vragen dadelijk bij mij te komen?
Ik zal er voor zorgen, mijnheer Muller.
Tweede toneel
Muller. Later Typograaf
Binnenland, mijnheer. Hoofdartikel van mijnheer Brown voor morgenavond.
Goed. Breng nog even een proef van het Zondagmorgenartikel van de professor. Dat is toch al gezet?
Ik geloof van wel, mijnheer.
Zeg anders, dat ze het dadelijk afzetten. Ik moet het binnen een half uur in proef hebben.
Ja, mijnheer.
Derde toneel
Muller, Kemp. Later
Typograaf
Ja. Gaat u even zitten. U hebt wel een ogenblik?
Kijk eens Kemp. Je bent hier al over de twintig jaren en je weet dus welke koers wij hier altijd gevolgd hebben. Wij hebben nooit onder stoelen of banken gestoken, dat wij de Volkenbondsgedachte en het vrije verkeer tussen de staten onderling voorstaan. Dat is op zichzelf ook volkomen juist en van die basis zullen wij ook in geen geval afstappen.
Hebt u misschien ... enig bezwaar tegen de formulering, mijnheer Muller?
Kijk eens, Kemp. Bezwaren tegen de formulering is niet precies het woord. Je hebt in die twintig jaar waarachtig wel schrijven geleerd. Ik zie je nog als volontair hier aankomen, Kemp!
Van bezwaren tegen de formulering is dus eigenlijk geen sprake, Kemp. Je moet je goed realiseren, dat het om een paar belangrijke dingen gaat. Er verandert een en ander in de wereld. Hoe voortreffelijk het internationalisme ook is ... hoe zal ik het zeggen ... als idee, als levensbeschouwing ... het lijkt mij niet te ontkennen, dat wij tegenwoordig met die verzoening tussen de volkeren zo in het algemeen niet ver
meer komen. ... Wij als individuen kunnen dat betreuren, en het spreekt vanzelf, dàt wij het betreuren, maar daarmee heeft een krant geen ... geen algemene leidende politieke principes, geen werkelijk bindende gezichtspunten. Er moet tenslotte leiding van ons uitgaan; dat staat voorop. En daarom zullen wij langzamerhand meer rekening moeten gaan houden met de realiteit, die ons voorbijschiet, als wij niet ... enfin, je begrijpt me.
Natuurlijk, mijnheer Muller. Dat is dan een quaestie van tact, als ik het zo eens zeggen mag.
Vooropgesteld blijft dus, dat de vrije mening van de redacteur als zodanig volkomen wordt gerespecteerd. Maar een vrije mening is nog niet hetzelfde als anarchie. De krant als zodanig moet ... hoe zal ik het zeggen ... domineren over de afzonderlijke meningen, een synthese geven.
Wij moeten ons geleidelijk meer aan de realiteit van het politieke leven aanpassen, om niet buiten dat politieke leven te geraken. Het nationale beginsel moet sterker tot uitdrukking komen. De nadruk moet veel meer vallen op het eigen volkskarakter, op datgene wat ons onderscheidt van andere volken.
Ja, ja zeker. Misschien wilt u mij even de proef geven?
Bijvoorbeeld. Er is trouwens nieuw statistisch materiaal, dat bewijst, hoe voorzichtig wij moeten zijn met al te eenzijdige propaganda voor algemene ontwapening. Dat is je waarschijnlijk ook bekend. Wij hebben wat al te veel in die
richting overdreven, Kemp! Met de beste bedoelingen natuurlijk, maar ...
Goed, maar wees daarin tactisch. Wij hebben ook rekening te houden met onze lezers. Het moet hun duidelijk worden, waarom wij het nodig achten de koers te wijzigen; en het publiek is hardleers, Kemp, denk daaraan. Wij hebben het altijd opgevoed in het geloof aan Genève, wij moeten het nu verder opvoeden, zodat het geleidelijk aan gaat begrijpen, wat wij met onze meer nationale richting bedoelen. Je begrijpt me?
Natuurlijk.
Dan laat ik straks nog een gewijzigde proef brengen, voor het avondblad wordt opgemaakt.
Uitstekend, Kemp. Ik ben zeer tevreden over je snelle begrip van de quaestie waarom het gaat. Ik geloof, dit was voorlopig alles wat ik met je te bespreken had.
De proeven van tie professor, mijnheer.
Ah!
en vergeten, dat zij Duitsers en Engelsen zijn. Het rijk van Christus zal niet komen, eer de Rede over de grenzen en nationale bekrompenheden, overblijfselen van een onverlicht tijdvak, heeft getriomfeerd. Wij zoeken leiding, ja; maar het is de leiding van de Ene, die van ons verlangt, dat wij onze volksaard geringer achten dan de stralende eretitel Mens.’
Op geloof heb ik niets tegen; ik respecteer dat in iedereen, of hij nu jong of oud is, Kemp! Maar dat dilettantisme van idealisten, die aan politiek gaan doen, is voor een krant een onmogelijk iets; het idealisme op zijn plaats, èn de politiek op zijn plaats! Wij kunnen dit niet langer tolereren. Ik verzeker je, dat ik de professor allang zijn congé had gegeven ... op de beleefdste manier natuurlijk, met een huldiging of iets dergelijks ... als hij niet zo populair was bij de dames!
Er zal toch wel een remplaçant voor hem te vinden zijn, mijnheer Muller?
Natuurlijk! ... dat wil zeggen: de toon van de professor, zoals hij in zijn goede tijd was, treft niemand. Het is of de duivel er mee speelt, dat hij, juist op dit moment, aan die vervloekte godsdienstige politiek gaat doen. Zoals hij was: vrij-religieus, verdraagzaam, voor vrede door recht, maar zonder enige dwaze overdrijving, was hij precies goed en had hij ook bij onze nieuwe koers prachtig mee kunnen gaan. Maar dit is al te gek. ...
Uitstekend, mijnheer Muller.
Dat laat ik gaarne aan je over, Kemp! Tot ziens.
Vierde toneel
Muller. Later Mary Leroy,
Brown
Zij wilde per se wachten, mijnheer Muller.
Merkwaardig uithoudingsvermogen. Wilt u dan nog even tegen mevrouw zeggen, dat zij nog een paar ogenblikken moet wachten? Ik kan haar niet te woord staan, eer ik met mijnheer Brown gesproken heb.
Zij zegt, dat zij een belangrijke mededeling heeft.
Dat zal zo'n vaart wel niet lopen. Ik ken die vrouwspersonen van de vredesbeweging; zeker een nieuw adresje aan moeders, echtgenoten en verloofden.
Vijfde toneel
Muller, Brown
Ziezo, mijn waarde heer Brown. Ik stoor u niet in dringende werkzaamheden?
Geenszins, mijnheer Muller.
Prachtig.
kel voor morgenavond over de stand van het parlementarisme in ons land. Mijn compliment over de stijl en over de samenvatting van de zaak. U is hier nu
Acht maanden.
Acht maanden pas; ik zou het niet zeggen, want u formuleert als een geboren journalist.
Bedoelt u dat als een compliment?
Neen, pardon, dat wilde ik allerminst zeggen, maar... ik bedoel...
Ja ja, ik begrijp u volkomen, mijnheer Brown. U wilt uzelf niet gelijkstellen met de eerste de beste verslaggever van brandjes; daar hebt u groot gelijk in. Het is noch uw noch mijn taak uitsluitend na te vertellen wat er gebeurt in de wereld. Wij zijn er in de eerste plaats om leiding te geven, niet waar? Leiding: daardoor moet een krant zich voor alles kenmerken; daarover zijn wij het zeker wel eens.
Natuurlijk.
Om dan op uw artikel terug te komen. Ik bewonder uw formulering, maar ik heb enige bezwaren, dat zult u mij ten goede houden. Het gaat hier om een paar principiële dingen. U spreekt hier
Neemt u mij niet kwalijk, mijnheer Muller! Maar als wij het parlementarisme uitsluitend als veiligheidsklep zouden verdedigen, zouden wij ons practisch op een gematigd dictatoriaal standpunt plaatsen! Daarin ligt eigenlijk een diepe verachting voor het parlement opgesloten!
Wij moeten onze tactiek veranderen om aan onze doelstelling te kunnen vasthouden, mijnheer Brown!
Dat wil zeggen: wij moeten van richting veranderen en voortaan de dictatuur aanbevelen!
Weer een fout van uw leeftijd, mijnheer Brown: u gebruikt veel te grote woorden! Het gaat niet om woorden, maar om de politieke realiteit! De vrije mening wordt in geen enkel opzicht geweld aangedaan, maar u moet begrijpen, dat een krant meer is dan een verzameling losse personen. En de dictatuur aanbevelen: wat een nonsens! In een geciviliseerd land als het onze is een dictator met guillotine en concentratiekampen een ondenkbaar iets; maar een sterke man, een leider is iets anders dan een dictator. Wat op dit ogenblik overal nodig is, is de sterke man, die de democratische rechten door zijn persoonlijkheid beschermt, die het nationale volkskarakter tegenover de algemene verslapping weet in stand te houden, die ook zijn aandacht weer schenkt aan de landsverdediging. ...
pagne tegen de fortenplannen van generaal Latour dan?
Dus, als ik goed begrijp ...
Ja, begrijpt u vooral goed, mijnheer Brown! U zult er verstandig aan doen voortaan rekening te houden met de algemene leidende gezichtspunten, die door het verloop der dingen worden bepaald!
Noemt u het zoals u het wilt! Ik hecht niet aan doc-
trinaire woorden dat is één, en ik duld geen anarchie onder mijn redacteuren, dat is twee. Ik bepaal de houding van de krant, niet u!
Bij mijn aanstelling is mij verzekerd, dat uw krant zich stelde op democratische en parlementaire basis. Ik heb op die verzekering vertrouwd, ik heb mijn positie als ambtenaar opgegeven, hoewel ik een gezin had, en nu ...
Op diezelfde democratische en zelfs parlementaire basis staan wij nog, alleen met andere tactische middelen; en als u de werkelijkheid onder ogen zoudt willen zien, zoudt u onze nieuwe koers met geestdrift steunen.
Neen, zeker niet.
Nu dan!
overtuiging heb, als ik weet dat het hier slechts een noodzakelijk kwaad betreft, dan ...
Alles bij elkaar genomen geldt het hier dus meer een vormquaestie. ...
Zeker, mijnheer Brown, zeker! Beseft u dat vooral goed. Juist om de dictatuur tegen de democratie te vermijden, willen wij een sterk gezag in één hand voor de democratie, bevorderen! Juist om de usurpatie van de hoge militairen te voorkomen, streven wij naar een leger, dat op de volkswil zal berusten. Is u die formule duidelijk?
Ja, maar hoe moet ik ...
Wat u doet is eenvoudig dit. U laat het beginsel van uw artikel voor morgenavond geheel onaangetast; u verandert echter de ... de bovenbouw van tactische argumenten, maar zó, dat volkomen helder blijft, dat aan het beginsel daardoor niet wordt tekort gedaan. Onze lezers moeten dit in de eerste plaats goed beseffen; zij moeten begrijpen, datwij niet te vergelijken zijn met het eerste het beste boulevardblad, maar doelbewust de strijd voor het beginsel in andere banen leiden. De toespelingen op het fortenplan behoeft u b.v. volstrekt niet op te geven; u laat alleen duidelijker uitkomen, dat onze strijd niet de forten zelf geldt, maar verouderde opvattingen óver die forten. U zult zien: het verzachten van een enkele term, het anders verdelen van licht
en schaduw doet hier al wonderen, omdat aan de geest van uw beschouwingen niets behoeft te worden gewijzigd.
Ik zal doen wat ik kan. Het is u dus werkelijk ernst, dat ik de sterke man niet behoef te verheerlijken als einddoel, of als religieus ideaal, of ...
Ja, ja en nogmaals ja, mijnheer Brown, dat is mij volkomen ernst.
O, zeker.
Zesde toneel
Muller, Brown, Mary Leroy. Later Mevrouw Magnus
Wilt u mevrouw Magnus verzoeken?
Ja, mijnheer Muller.
Neen, alleen uit schriftelijke gedachtenwisseling.
Mijnheer Brown. Mevrouw Magnus. Gaat u zitten, mevrouw Magnus.
Dank u, mijnheer Muller. Wij nemen toe in getal en in kracht eveneens, geloof ik.
Dat is verheugend nieuws, mevrouw, bijzonder verheugend.
Ik mag wel zeggen, mede dank zij uw blad, mijnheer Muller. Het is voor ons zo heel erg prettig, dat wij in onze strijd voor vrede en gerechtigheid op aarde zulk een steun vinden in uw redactie. Uw artikelen vind ik altijd zeer belangrijk, mijnheer Brown; zo gedocumenteerd en op de hoogte, en nooit laag bij de grond.
En wat is uw wens, mevrouw?
Onze Vrouwenbond organiseert over enige weken in de stad een grote betoging, met ontplooide vaandels, voor de verzoening der volkeren en tegen de schande van de oorlog. Aan deze betoging is verbonden ...
Neemt u mij niet kwalijk, dat ik u één ogenblik onderbreek. Is er een speciale aanleiding voor het houden van die betoging?
Neen, geen bijzondere aanleiding. Wij demonstreren voor de vrouw-en-moeder, die in de oorlog ...
Ja juist, ik begrijp u. Gaat u voort.
Wij wilden aan deze betoging een grote naam verbinden. En nu hadden wij gedacht om uw medewerker prof. Ritzel uit te nodigen een korte toespraak te houden.
Prof. Ritzel? Maar hij is over de 80 jaar, mevrouw!
Het behoeft geen grote rede te zijn, mijnheer Muller. U weet, welke reputatie hij geniet in onze kringen, hoe druk zijn Zondagsartikelen door onze vrouwen gelezen worden. En vooral in de laatste tijd komt er zulk een innig idealistische, door en door overtuigde toon in zijn beschouwin-
gen.
Juist, mevrouw. En daarom zoudt u prof. Ritzel willen uitnodigen ...
... om onze betoging met zijn tegenwoordigheid te vereren en een enkel woord tot onze vrouwen te spreken. En wij hadden gedacht dat hij dan misschien vooraf iets ... een klein artikeltje maar ... in uw blad zou kunnen schrijven óver deze betoging en haar bedoelingen.
Mevrouw Magnus, laat ik mogen beginnen met u te verklaren, dat ik uw intenties zeer op prijs stel, evenals het vertrouwen in ons blad gesteld. Maar ik betwijfel, of ik aan uw verlangens kan voldoen. Natuurlijk is het aannemen of afslaan van uw invitatie een zaak, die prof. Ritzel als particulier betreft. Wij zullen natuurlijk ook zeer gaarne objectief nota nemen van uw betoging, dat spreekt vanzelf, niet waar, mijnheer Brown?
Natuurlijk mevrouw, het ligt geheel in de lijn van onze politiek.
Maar u zult zelf ook wel inzien, mevrouw, dat het voor ons niet mogelijk is openbaar propaganda te maken voor één bepaalde stroming in de vredesbeweging, die zeer bepaalde bedoelingen heeft. Wij, als de krant, hebben een zekere objectiviteit te bewaren, juist in een zo precaire aangelegenheid als de vrede er een is.
Hoe bedoelt u? U weet, dat wij politiek geheel neutraal zijn en niets te maken hebben met socialistische of communistische actie. De vrede is toch een aangelegenheid van alle mensen, die zich verzetten tegen zo iets afschuwelijks als een oorlog?
In abstracto gesproken is dat volkomen juist. Maar
de middelen om de vrede te bevorderen zijn niet dezelfde bij alle mensen en onze objectiviteit eist, dat ...
En de artikelen van prof. Ritzel dan, mijnheer Muller?
Ik schat prof. Ritzel hoog als medewerker en ik respecteer zijn mening, zoals ik ieders mening volkomen respecteer: maar u moet niet vergeten, dat de krant zich, bij alle sympathie, niet met prof. Ritzel kan vereenzelvigen. En als u zegt geheel onpolitiek te zijn, dan twijfel ik geenszins aan uw oprechtheid; alleen ... wij willen zelfs toespelingen vermijden op verzonnen relaties tussen anti-nationale elementen en ons blad.
Maar prof. Ritzel zegt toch in dit artikel. ...
Excuseert u mij even!
Dan zal ik u niet langer ophouden.
Nogmaals, het spreekt vanzelf, dat er in onze kolommen een gedetailleerd verslag verschijnt van uw meeting. Ook in de toekomst kunt u op onze belangstelling rekenen.
Het spijt mij, dat ik mij vergist heb.
Zevende toneel
Muller, Brown
en vrede meent te kunnen oplossen. Een bespottelijke comedie, als het niet zo zielig was! Betogingen, lezingen, vaandels en nog eens betogingen, lezingen, vaandels. En dat soort huisvrouwen-idealisme zouden wij de hand boven het hoofd houden? Onzinnig. Als deze dame niet een persoon van invloed was onder een grote groep van onze abonné's, dan had ik haar nog duidelijker gezegd waar het op stond.
Maar u kunt zich toch voorstellen, dat de artikelen van prof. Ritzel ...
Achtste toneel
Muller, Brown, Peters
Zeker, mijnheer Muller. Goedenmorgen, heren.
Negende toneel
Muller, Peters
Wat is dat voor een kerel, die Brown ? Deugt hij voor zijn vak of had hij op zijn ministerie moeten blijven?
Hij is een uitstekend stylist.
Hm, zijn gezicht bevalt me niet erg. Een beetje teringachtig. Maar wat ik zeggen wilde, Muller: heb je dat stuk gelezen?
Het artikel voor a.s. Zondag van prof. Ritzel. Ik vond het in proef op de zetterij. Wat zeg je me daarvan!
Wat ik er van zeg? Over de stijl? Of de probleemstelling? Of ...
Dat kan me allemaal weinig verdommen. Wat ik weten wil, is, of je dat stuk zo denkt te plaatsen!
Dat lijkt me een aangelegenheid van de redactie, Peters.
Zo, noem jij dat een aangelegenheid van de redactie! Ik noem het een aangelegenheid van de krant, en de krant gaat bij mij voor de redactie. Als het er op aankomt, is er geen redactie, dan is er alleen maar een krant, die op de been moet blijven. Dat weet je precies even goed als ik. Bij de nieuwe koers is dit artikel onbruikbaar, absoluut onbruikbaar.
Met genoegen, Muller, met genoegen, als je dat per se wilt. De principes komen er voor mij minder op aan dan voor jou; het gaat bij mij om de realiteit van de dingen, en de krant is voor mij de realiteit. Mag ik, als directeur, je dan vragen, wat de mening van de redactie is over het Zondagsartikel van prof. Ritzel?
Dat het in deze vorm niet kan worden opgenomen.
Heel goed, daarover zijn redactie en directie het dus volmaakt eens. En wat verder?
Ik zal prof. Ritzel verzoeken het artikel zodanig om te werken, dat de aanstotelijke passages komen te vervallen.
Zo? Mag ik dan aan de hoofdredactie nog eens een advies geven? Van dat omwerken komt geen bliksem terecht. En dan: er is maar één middel om dat gezemel te laten ophouden: de oude heer er definitief uit te zetten! Dat gaat nu al maanden zo, en door de nieuwe koers is er niets veranderd, integendeel; de professor wordt iedere week hemelser, d.w.z. volgens mijn bescheiden mening: communistischer.
Het lijkt me, dat wat prof. Ritzel schrijft, met communisme niets gemeen heeft.
Ik val niet over een woord. Onder communisme versta ik alles wat tegen onze nieuwe koers ingaat.
Dat is dan niet volgens het beschaafde spraakgebruik.
Zo; wel, dat doet me machtig veel pleizier. Maar de hoofdzaak is, dat wij elkaar goed begrijpen. Van lapmiddelen houd ik niet. Als de heren redacteuren en medewerkers niet goedschiks willen inzien, wat de nieuwe koers te betekenen heeft, dan moeten ze het maar aan hun huid ondervinden. En nu we het er toch over hebben: het is niet alleen die oude Ritzel, waar ik over spreek. Er zijn hier op de redactie meer mensen, die saboteren.
Voor mijn part. Ik wil niemand beledigen. Maar het lijkt me, dat er wel middelen zijn om het proces wat te verhaasten. Wat duivel, die kerels hebben toch geen tien jaar nodig om te weten wat ze moeten schrijven!
Die transactie gaat de redactie niet aan ... althans niet direct. Direct verband tussen een transactie in aandelen en de inhoud van de krant heeft er nooit bestaan en zal er nooit bestaan!
Ook goed: dan is het verband dus indirect. Als zakenman kan ik me met dat gevezel niet ophouden. Jij weet precies evengoed als ik, dat de krant, die jij volschrijft en die ik verkoop, na de transactie zich niet meer kan permitteren om communistische en hemelse stukken als die van prof. Ritzel op te nemen. Ik wil je graag klare wijn schenken, Muller: er is van zekere zijde mijn aandacht op gevestigd, dat de nieuwe koers niet snel genoeg werd doorgevoerd en dat, als de heren redacteuren geen eieren voor hun geld kiezen, er wel eens een grote schoonmaak zou kunnen volgen. Dat zeg ìk niet, dat zegt ... de transactie.
De lezers slikken alles, wat hun door handige redacteuren wordt voorgezet. Op handigheid komt het aan. De quaestie is, Muller, ik zeg het je in gemoede: jij ziet het krantenbedrijf nog veel te idealistisch. Een krant is een winkel, die kopij verkoopt; en mi wij met ander kapitaal werken dan vroeger ...
... nu moeten de heren redacteuren in plaats van democratie dictatuur verkopen. Een schitterende theorie! ... Ik zal je één ding zeggen, Peters. Ik heb je enige tijd geleden al meegedeeld, dat ik de nieuwe koers zou aanvaarden, voorzover ik die met mijn gewijzigde politieke beginselen kan verantwoorden. Ik wil heel ver gaan, omdat ik mij ervan bewust ben, dat de politieke realiteit evolueert in de richting van het sterk geconcentreerde nationale, van het sterke gezag, van de grote weerbaarheid van ieder volk afzonderlijk. Dat is idealisme, goed, maar dat is realisme tegelijk; ik zweef niet ergens boven de aarde, daarom noem ik mij een realist;
maar ik ben niet de slaaf van een transactie. Ik zal die nieuwe koers doorvoeren met de middelen, die ik oirbaar acht.
Als het dan maar niet te lang duurt, dat doorvoeren, heb ik daar geen bezwaar tegen. Maar wij zouden er goed aan doen voor alles de oude Ritzel aan de dijk te zetten. Piëteit is heel mooi, maar als iemand twee en tachtig geworden is, wordt het toch tijd er mee op te houden.
Je spreekt van piëteit, maar je vergeet de populariteit! Ik garandeer je, dat het heengaan van Ritzel je abonné's zal kosten. Wat hij tegenwoordig over verbroedering en vrede schrijft, wordt in sommige kringen gevreten.
Maar mijn goede man, volgens die redenering zouden wij met Ritzel opgescheept zitten tot hij honderd is! Hij is toch niet onvervangbaar! Ik heb daarover mijn gedachten trouwens al eens laten gaan. Permitteert de redactie, dat de directie haar mening zegt ?
Ga je gang.
In de eerste plaats krijgt Ritzel zijn congé met een huldiging in intieme kring. In de tweede plaats moet het idealistische geleuter worden voortgezet, omdat een deel van ons publiek dat nu eenmaal wil. Als Ritzel heengaat wegens zijn hoge leeftijd en er komt een nieuwe man van dat soort, maar iemand die het niet in zijn hoofd kan halen om aan practische politiek te gaan doen, dan denkt geen abonné eraan om weg te lopen. Ook bij de nieuwe koers moeten de vrede en de gerechtigheid en dergelijke dingen van tijd tot tijd worden opgehemeld; er is geen krant die buiten een behoorlijk woordje over de vrede kan; maar mijn opinie is, dat die stukken geschreven moeten worden door een artist, een dichter of een ander kunstenaar. Zo iemand beschouwt de wereld van een hoog standpunt; hij staat boven de belangen en bemoeit er zich dus ook vanzelf niet mee. Wat zeg je daarvan?
Om je de waarheid te zeggen, Peters: dat idee lijkt mij niet slecht. Want dat het Ritzel absoluut aan de nodige objectiviteit is gaan ontbreken, daarover zijn we het vol-
maakt eens.
Wat juffrouw Leroy? Moet je secretaresse ...
Je weet toch, wie de vriend is van juffrouw Leroy?
Neen. Dat zijn blijkbaar redactionele aangelegenheden.
Inderdaad. De vriend van juffrouw Leroy is Pankow, onze nachtredacteur.
Zo, Pankow en Leroy! Dat wist ik niet. Maar wat moet Pankow. ...
Als je beter op de hoogte was van wat jij de ‘winkel’ belieft te noemen, Peters, dan had jij zelf me deze tip kunnen geven. Laat ik je dan van redactiewege mogen zeggen, dat die Pankow twee bundels en een roman heeft uitgegeven; hij is wat je noemt een opkomende beroemdheid. Wist je dat ook niet?
Neen, daar heb ik nog niet van gehoord. Maar waarom zou dr Laury niet in aanmerking komen?
Laury deugt daar niet voor. Hij is niet meer opkomend, hij is al beroemd, hij laat zich niet meer leiden. Bovendien: hij is onze litteraire criticus en te veel macht in één hand van ondergeschikten is verkeerd.
En hoe weet je, dat Pankow zich wèl zal laten leiden?
Juffrouw Leroy!
Ah zo!
Ik ken juffrouw Leroy. Zij is een bruikbaar meisje, intelligent en dan nog zoiets als een liefhebbende vrouw. Zij wil met hem trouwen.
Je bent toch niet zó idealistisch als ik dacht, Muller! Mijn compliment.
Ik zie niet in wat dat met idealisme te maken heeft. Pankow krijgt, zoals iedere redacteur aan ons blad - daarvoor zal ik zorgen - het recht zijn mening te zeggen. Het gaat er alleen om hem ... op de hoogte te brengen van de nieuwe koers, hem duidelijk te laten beseffen, dat individuele vrijheid niet hetzelfde is als anarchie.
Hm ... Heeft Pankow in zijn boeken geen communistische ideeën verkondigd?
Welneen. Liefdesverzen, geloof ik, en een roman over liefde in het Romeinse rijk.
Uitstekend. Dan zouden we hem eens moeten polsen. Hij zou zo spoedig mogelijk moeten beginnen met zijn artikelen, desnoods Zondag al, want dat stuk van Ritzel plaats ik niet.
Zoals je wilt, zoals je wilt. Kunnen we die jonge man vandaag nog te pakken krijgen? Dat zou het allerbeste zijn.
Ik zal hem onmiddellijk laten telefoneren.
Tiende toneel
Muller, Peters, Mary Leroy
Ja, juffrouw Leroy. Luistert u eens even. U ... kent mijnheer Pankow, onze nachtredacteur, niet waar?
Uitstekend. Zoudt u hem even thuis willen opbellen en hem vragen of hij onmiddellijk hierheen kan komen. Ik moet een gewichtige bespreking met hem hebben.
Goed, mijnheer Muller, ik zal dadelijk telefoneren.
Komt u, als u met hem gesproken hebt, nog even hier. Mijnheer Peters en ik zouden u nog iets willen vragen, iets ... dat u zeker zal interesseren.
Ja, mijnheer Muller.
Elfde toneel
Muller, Peters
Ziezo, Peters; hoe meer ik over mijn idee nadenk, hoe beter het me lijkt. Wij lanceren Pankow, de jonge, talentvolle schrijver. Wij doen een gooi naar de jeugd. Omdat Pankow liefdesverzen heeft geschreven, hebben we de vrouwen vanzelf. En de mannen ... enfin, die lezen toch alleen de andere rubrieken. Een naam als die van Pankow geeft ons cultureel prestige. Kortom, die man is precies, wat wij op deze plaats nodig hebben: een kunstenaar, een jongere. ...
Ik zou toch eerst nog wel eens positief uit zijn eigen mond willen horen, dat hij geen communistische opvattingen heeft. Verder kan hij voor mijn part schrijven wat hij wil. Maar één ding: geen politiek meer in die stukken!
Dat kun je aan mij overlaten. Alles hangt er van af, hoe hij wordt ingewijd. Dat is zuiver een quaestie van tact. Je kunt mij gerust geloven: een dichter als Pankow beschouwt de politiek als iets verre beneden zijn waardigheid. Hij heeft mij meermalen gezegd, dat hij van politiek zelfs niets wenste te weten, en dat hij daarom maar het liefst in de nacht bleef om berichten en stukken van anderen af te geven.
Hm, een rare kerel moet dat zijn. Dus voor een carrière voelt hij ook niets?
Voor een politieke carrière, neen. Maar wat wij hem nu aanbieden is iets volkomen anders. Wacht maar!
En zorg jij er voor, dat Ritzel netjes wordt geliquideerd?
Natuurlijk! Ik zal hem persoonlijk gaan opzoeken en een soort receptie met hem op touw zetten. Dan komt alles voor elkaar.
Uitstekend, uitstekend.
Dadelijk: dat is hoeveel minuten?
Hij woont hier niet ver vandaan, mijnheer Peters. Het kan hoogstens tien minuten duren. Ik heb hem gezegd, dat hij een taxi moest nemen.
Mijnheer Peters bedoelt niets bijzonders, juffrouw Leroy. Het is toch heel natuurlijk, dat u zich voor mijnheer Pankow interesseert.
Kom, u interesseert zich toch voor schrijvers en boeken! En mijnheer Pankow is werkelijk niet de eerste de beste!
En een knappe kerel is hij ook, zou ik zo zeggen!
Kijk eens juffrouw Leroy, wij willen niet onbescheiden zijn; maar op zichzelf zou het toch volstrekt niet zó dwaas zijn als u zich voor mijnheer Pankow interesseerde, is het niet?
En misschien zou het u dan ook kunnen interesseren, dat de redactie van plan is mijnheer Pankow aan onze krant een zeer eervolle plaats te geven.
Ja, dat is waar; en omdat u het straks schriftelijk zult moeten bevestigen, kunnen wij het u nu wel vast zeggen. Het litteraire talent van mijnheer Pankow geeft hem recht op die eervolle plaats. Mijnheer Pankow wordt de opvolger van prof. Ritzel.
En of dat iets geweldigs is! Maar hij moet prof. Ritzel dan ook de loef afsteken!
Mijnheer Peters drukt zich wat sterk uit. In ieder geval, dit staat wel vast: deze positie is een positie van vertrouwen, waarin mijnheer Pankow kan bewijzen wat hij waard is. Als hij inziet, dat hij, binnen de grenzen van het litteraire gebied, dat hij zo volkomen beheerst, kan meewerken aan het behoud van de leidende plaats die ons blad
inneemt, dan voorspel ik hem ook financieel een grote toekomst.
Juist voor dichters is het huwelijk een prachtige uitvinding!
Dus u denkt ... dat zijn salaris ...
Natuurlijk heeft zoiets invloed op het salaris! Wat dacht u wel! Maar u begrijpt: alles hangt af van de wijze waarop mijnheer Pankow zijn taak zal opvatten; van zijn tact, van zijn vermogen om de lijn van ons blad aan te voelen.
Ja ja, dat begrijp ik. ... O, maar het is iets geweldigs! Als u wist hoeveel moeite hij ... mijnheer Pankow heeft om rond te komen. Hij heeft een moeder tot zijn last, hij moet iedere cent tweemaal omdraaien eer hij hem uitgeeft.
Zo dat wist ik niet eens. Maar apropos, juffrouw Leroy, ik behoef u niet te zeggen, dat dit alles voorlopig onder ons blijft. Ik heb u maar vast op de hoogte gebracht, omdat u onze vertrouwde is en omdat de zaak ... ook voor u persoonlijk belang heeft, niet waar; straks zal ik u waarschijnlijk nog even moeten roepen om de afspraak schriftelijk te fixeren.
U kunt er van op aan, mijnheer Muller.
Dertiende toneel
Muller, Peters
Een charmante meid!
Ongetwijfeld. En ik verzeker je, mijn waarde, dat die geen gelegenheid zal laten voorbijgaan om Pankow te trouwen. Bovendien: ze is nu al over de vier jaar bij mij in dienst en zij kent het klappen van de zwecp; zij is zakelijk en niet dweperig aangelegd. Het zou mij spijten, als ik haar moest missen. Maar zover zijn we nog niet.
me beter, Peters, en trouwens ook formeel juister, dat ik deze bespreking met Pankow onder vier ogen voer. Ik bel je, zodra wij over het principe accoord zijn.
Mijnerzijds geen bezwaar. Maar informeer naar zijn opvattingen over het communisme.
Veertiende toneel
Muller. Later Pankow
Geenszins, mijnheer Muller. Ik slaap niet lang. Slapen overdag is een onvergeeflijke fout.
Zeker, zeker. Maar als u in de nacht werkt. ...
Ik slaap altijd kort, maar dan ook heel vast.
Zo, dan is u een gelukkig mens. Bevalt u overigens uw werkkring in de nacht? Het is nu niet bepaald het alleraangenaamste werk.
Toch wel. Ik houd van deze onregelmatige verhouding tot het werk van andere mensen. En dan: Ik heb geen eerzucht om verder te komen in de journalistiek. Misschien vindt u dat vreemd, maar ...
Volstrekt niet, mijnheer Pankow. Uwlievelingswerk is toch het schrijven voor uw pleizier, niet waar?
Voor mijn pleizier, als u het zo noemen wilt, ja.
In ieder geval: voor de politiek hebt u geen interesse?
Niet in het minst. Iedere aanraking met zoiets als politiek maakt mij misselijk.
Dan staat u toch zeker het nachtwerk op Binnenland ook niet al te best aan?
O ja, toch wel. Ik geef door wat anderen over die fraaie zaken schrijven en dat amuseert mij wel.
U wilt zeggen, dat u met uw gedachten eigenlijk permanent in hoger sferen verkeert. Jaja, als men dichter is. ... Wat vindt u eigenlijk van de litteraire critieken van dr Laury?
Werk voor de geestelijke middenstand. Wat werkelijk litteratuur en vooral wat poëzie is ontgaat hem te enenmale, omdat hij altijd coquetteert met maatschappelijke problemen, waar hij geen flauw benul van heeft, in plaats van zich zuiver in te stellen op het kunstwerk waarover hij schrijft.
Onder ons gezegd en gezwegen, mijnheer Pankow: dat lijkt mij niet onjuist opgemerkt. Dat euvel komt trouwens meet voor, zelfs aan onze courant. U leest misschien de Zondagsartikelen van prof. Ritzel?
Lezen is niet het juiste woord. Dat soort idealisme leest men niet, men ruikt het op een afstand al.
Hahaha, niet kwaad, niet kwaad! En hoe zoudt ù zoiets doen?
Ik zou er ten eerste van afzien humbug voor het volk te schrijven. Ik zou - gesteld dat ik zoiets ambieerde - trachten zo eenvoudig over diepzinnige onderwerpen te schrijven, dat iedereen, die denkmogelijkheden heeft, zou ontdekken, dat er problemen bestaan als die van Kant en Hegel, diepe problemen, die gewoonlijk zo duister worden behandeld dat geen sterveling er iets van begrijpt - de philosophen, die doen alsòf, incluis.
Dat zou zeer interessant kunnen zijn, mijnheer Pankow, zeer interessant! Dus uw aandacht zou gericht zijn op ...
... op de dingen, die werkelijk, essentieel van belang zijn, de zogenaamde abstracte problemen: wijsheid, denken, voelen, leven. Die problemen zijn niet abstract, ze zijn door de tandtechnici van de geest abstract gemaakt.
Dus als ik u goed begrijp, zoudt u de mensen de ma-
nier aan de hand willen doen om zelfstandig, persoonlijk te denken over ... over onpolitieke dingen.
Als u het zo noemen wilt. Politiek staat hier inderdaad volkomen buiten ... maar welke bedoeling heeft deze discussie eigenlijk?
Deze discussie betekent, dat wij u aanbieden de opvolger te worden van prof. Ritzel.
Kijk eens, mijnheer Pankow, ik wil u klare wijn schenken. Precies datgene, wat u op de artikelen van prof. Ritzel hebt aan te merken bezwaart ook ons. Ik respecteer iedere vrije mening; maar prof. Ritzel is twee en tachtig jaar. Vandaar waarschijnlijk zijn steeds toenemend dilettantisme op een gebied, waarop hij niet thuis is. Wij hebben iets anders, iets jongers en frissers nodig.
Dat is iets anders. Neemt u mij niet kwalijk, dat ik wat voorbarig was.
Het spreekt vanzelf, dat wij prof. Ritzel een wenk geven ... hebben gegeven om heen te gaan; maar dat alles geschiedt in volle vrede en vriendschap.
O juist. ... Maar dan nog. ... Voelt u werkelijk iets voor het standpunt dat ik inneem? De z.g. hoge, diepe, abstracte problemen op de eenvoudigste wijzezeggen? Bij wijze van spreken: de Kritik der Reinen Vernunft in de taal van een zakenman?
Natuurlijk, natuurlijk! U kunt de abstractste problemen behandelen op deze wijze, en u zult daarin volkomen vrij zijn. Wij willen juist loskomen van het sociale geliefhebber, het gedilettanteer over vrede en gerechtigheid enzovoorts.
Dat begrijp ik. De vrede en de gerechtigheid zijn de stokpaardjes van religieuze dames zonder religie.
Zeer juist, mijnheer Pankow, zeer juist!
En ik behoef u niet te zeggen, dat uw salaris onder deze extra-functie aan ons blad niet bepaald zal lijden. Ziet u kans deze artikelen te schrijven naast uw gewone werk?
Ik geloof, ja.
Dus u accepteert in principe?
Ik accepteer.
Prachtig. Over uw salarisverhoging zullen wij het dan ook wel eens worden, denk ik.
O, het salaris is bijzaak.
Kom, niet àl te abstract, mijnheer Pankow!
Ik meen het! Er is iets, dat mij plotseling in dit werk sterk aantrekt.
Dat is dus in orde. Ik zal nu mijnheer Peters bellen om de condities te regelen.
Vijftiende toneel
Muller, Pankow, Kemp
Leg maar neer, Kemp. Ja, daar op mijn bureau.
Neen, neen Kemp, ik dank je. Adieu.
Zestiende toneel
Muller, Pankow
DOEK