De van der Hoogt-prijs 1936

14 Juni 1935. Naar aanleiding van het geruchtmakende geval Marsman en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde hebben wij gisteren een onderhoud gehad met de Commissie voor Schone Letteren, die jaarlijks advies uitbrengt over de-

[p. 577]

geen, die voor de Van der Hoogt-prijs ter aanmoediging van jonge schrijvers in aanmerking komt.

Wij vroegen de Commissie, die nog niet aan aftreden scheen te denken, naar de mogelijkheden voor het volgend jaar, nu zij in haar goede voornemens zo gedwarsboomd is op het stuk van de heer Marsman. De voorzitter der Commissie verklaarde ons daarop, dat men voortaan meer rekening zal houden met de werkelijkheid in het leven en in 1936 de prijs in vieren zal verdelen. Als gegadigden zal de Commissie dan aanbevelen:

Jan Pieter Harmsen, onderwijzer te Groenlo, met hoofdacte; schrijver van een bundeltje dialectpoëzie, getiteld: Bie ons in Grolle en van een kleine, doch zeer geprezen grammatica van de tongval bezuiden de Berkel en beoosten de Slinge. De heer Harmsen is sedert jaren lid van de Maatschappij.

Mevrouw Anna de Roos-Van Bloeien, zonder beroep, echtgenote van de heer C. de Roos, te Meppel, die reeds eerder prijsdrager was van de biljartvereniging ‘Het Groene Laken’. Zij schreef een voortreffelijk kinderboek, getiteld: Nog niet naar Bed, want Moeder vertelt en heeft voorts grote bekwaamheid in het overtypen van letterkundige manuscripten. Mevrouw De Roos is sedert jaren lid van de Maatschappij.

Feiko Cornelis Hackmeyer, majoor van het Indische leger b.d., oud 80 jaar, te Voorburg. Schreef nog niet, maar was een zeer geregeld lezer van de leestrommel van Modjokerto en is daardoor uitstekend op de hoogte van het litteraire leven. Van hem wordt het grote Nederlandse boek van een honderdjarige verwacht, zodat hij enige aanmoediging wel van node heeft. Hij is sedert jaren lid van de Maatschappij.

Drs Anton Dacosta, archivaris te Winschoten; beoefende zowel het lierdicht als de roman als het letterkundig en historisch essay als het korte verhaal als het drama als het blijspel. Zijn voornaamste verdienste is echter het bijeenbrengen van een bloemlezing van huiselijk proza, getiteld: Terug tot Jonathan, die ook op scholen veel gebruikt wordt. De heer Dacosta is sedert jaren lid der Maatschappij.

‘En de motivering?’ vroegen wij.

[p. 578]

‘Wij geven voortaan slechts één uniforme motivering,’ zeide ons de voorzitter, ‘waarvoor wij deze formule gevonden hebben: de bekroonde trad niet onbescheiden door het tentoonstellen van eigen verdiensten op de voorgrond en ondernam nooit iets tegen de Maatschappij.’

‘Waarom deelde u de prijs in vieren?’ vroegen wij nog.

‘Omdat wij iedere kans, dat de Van der Hoogt-prijs in zijn geheel in verkeerde handen zal vallen, met wiskundige zekerheid willen voorkomen,’ luidde het antwoord.