[p. 694]

Verklaring bij de noten

1 Dit stuk werd om ons onbekende redenen niet gepubliceerd.

 

2 Dit stuk was volgens een aantekening van de schrijver bestemd voor de rubriek ‘Panopticum’ in het tijdschrift ‘Forum’. Om ons onbekende redenen werd het niet gepubliceerd.

 

3 In dit artikel is om begrijpelijke redenen de oude spelling gehandhaafd. Het is, evenals de stukken, die beginnen op de pp. 561, 562, 567-576, 593 en 606, geschreven onder het pseudoniem Sag(ittarius).

 

4 Het stuk ‘Dichter und Bauer’ werd geschreven naar aanleiding van een aantekening, die prof. P.N. van Eyck, de uitgever van de ‘Verzamelde Verzen’ van J.H. Leopold, d.d. 19 Juli 1935 plaatste bij bladzijden 265 en 266:

De heer J.A. Rispens te Deventer maakt mij opmerkzaam op een in ‘De Nieuwe Gids’ van Juni 1927 verschenen, mij onbekend gebleven artikel van Dr K.H. de Raaf, waaruit blijkt, dat de twee door mij op de bovengemelde bladzijden gepubliceerde gedichten, ‘Aan Hélène’ en ‘Zondagmorgen in Maart’ aan Dr de Raaf toebehoren. Daar de kenmerken van Leopold's poëzie sinds de tijd van de ‘Christus-Verzen’ in deze beide gedichten ontbreken en hun handschrift, van zijn gewone schrijfwijze zeer verschillend, mij een in schoonschrift toegepaste variant van zijn jeugdhand scheen, rekende ik hen, zoals ik in de ‘Aantekeningen’ aangaf, tot die ‘vroege’ gedichten van Leopold, die de kenmerken van zijn poëzie eveneens missen en die ik daarom - men zie de ‘Toelichting’, blz. 347 - voor opneming in de ‘Verzamelde Verzen’ ‘niet in aanmerking’ achtte te ‘komen’.

Dat Leopold zelf hen, als ‘Uwer was ik gedachtig’ uit de tijd van de ‘Christus-Verzen’, tussen zijn latere gedichten gelegd had en er, naar ik onderstelde, dus iets mee voorgehad moest hebben, is de overweging, waarom ik niet ook ‘Aan Hélène’ en ‘Zondagmorgen in Maart’ van opneming uitsloot, maar hen, hoewel slechts na lange aarzeling, onder de titel van ‘Twee Vroege Gedichten’ op de plaats liet, waar ik hen gevonden had. Ik besloot hiertoe, bij de gedachte aan de oorspronkelijke vorm van De Raaf's slotverzen:

 
Mij is 't of elke klok verkondt:
 
De lente komt, de lente komt!

te eerder, daar onder Leopold's, dus niet gepubliceerde ‘vroege’ verzen een gedicht ‘Klokkenspel’ voorkomt, waarin, gelijk bij De Raaf, de

[p. 695]

klokken de lente inluiden, benevens een tweede, aan welks slot nog eens, met herhaling van het woord ‘lente’, het lentemotief klinkt.

Ten aanzien van geen enkel ander, in dit boek geplaatst gedicht is een misverstand als het hierboven beschrevene mogelijk.

Ik merk nog op dat een, wellicht na lezing van de Raaf's bewerking aangevangen poging van Leopold om het zelfde sonnet van Ronsard tot Hélène te vertalen op blz. 306 afgedrukt is, en dat de regel: ‘Dat van dichtbij en verderop’ uit het daar onmiddellijk op volgende ‘O smartelijke geur van de jasmijn’ (blz. 309) waarschijnlijk een terugslag op de regel: ‘Dit in de verte. - Dichter bij’ uit De Raaf's ‘Zondagmorgen in Maart’ is. In het ‘moederschaap’, waarvan dit gedicht spreekt, zou men Leopold's ‘een vlossig schaap, een moederdier’ op blz. 200 dan misschien nog kunnen herkennen. P.N. van Eyck

 

5 ‘Door zijn mephistophelische houding is deze schrijver niet alleen vaak onvolledig en dus onbillijk in zijn oordeel, maar ook mist hij daardoor de kans tot werkelijk opbouwende cultureele werkzaamheid, welke zonder de facultas amandi et aestimandi onbestaanbaar heeten.’

Deze zin, afkomstig uit de passage in het verslag van de Commissie tot Toekenning van de Wijnaendts Franckenprijs in 1937, waarin het niet-bekronen van Menno ter Braak werd gemotiveerd, plaatste hij als motto in zijn bundel ‘Mephistophelisch’ (verschenen in de reeks ‘Ursa Minor’ bij A.A.M. Stols, Maastricht, z.j. en in die vorm niet in het ‘Verzameld Werk’ herdrukt).

 

6 Geschreven als antwoord op een vraag van ‘De Groene Amsterdammer’, aan zes Nederlandse schrijvers, over de invloed van Vondel op hun ontwikkeling.

 

7 Het artikel over Salden werd geschreven in het voorjaar van 1940 en was bestemd voor het tijdschrift ‘Halcyon’, uitg. A.A.M. Stols. De bijdrage werd afgedrukt met bijbehorende cliché's, maar de publicatie ervan werd door de bezetter verboden. Het stuk verliest door het wegvallen van de cliché's aan waarde, maar wij achten het toch belangrijk genoeg om het op deze plaats op te nemen.

 

Commissie tot Redactie van het Verzameld Werk