Het symbolische harnas
Albert Helman: Het Vergeten Gezicht
Albert Helman, dat lijkt langzamerhand wel een onomstotelijk feit te zijn, staat om een of andere reden op gespannen voet met het dikke boek. Hij heeft de behoefte oni boeken van grote omvang te schrijven, maar juist deze geschriften zijn zijn speciale noodlot. Twee jaar geleden scheen Helman zich plotseling van de obsessie van het dikke boek te hebben bevrijd; hij publiceerde twee novellen onder de titel 's Mensen Heen- en Terugweg, waarvan vooral de tweede tot zijn allerbeste werk bleek te behoren; gevoelig en toch sober geschreven, had dit proza geheel en al de qualiteit van zijn Zuid-Zuid-West, het bescheiden, maar zuivere boekje over zijn geboorteland, waarmee hij gedebuteerd had. 's Mensen Heen- en Terugweg was een werk van klein formaat, quantitatief gesproken, maar deze vorm bleek volkomen des schrijvers intenties te dekken. De symboliek, waaraan Helman zich gaarne te buiten gaat, was ook hier aanwezig, maar met name in dat laatste verhaal zonder enige opzettelijkheid, zodat men, deze stijl genietende, zelfs aan de zuiverheid van een Kafka kon denken.
Maar kennelijk wordt Helman gedreven door een andere eerzucht: die van het dikke boek. De novelle, het verhaal met sfeer, dat hem zo goed ligt, schijnt hem niet te bevredigen; en zo ziet men hem in zijn nieuwe roman Het Vergeten Gezicht weer grijpen naar het grote volume; niet 's Mensen Heen- en Terugweg, maar een boek als Waarom Niet schijnt hem tot voorbeeld te hebben gediend. D.w.z.: in de. keuze van het gegeven zou men enige overeenkomst met de beide novellen kunnen ontdekken, maar de uitwerking van dit gegeven betekent een ‘terugweg’ naar het dikke boek, dat Helman niet beheerst.
Opnieuw begint hij veelbelovend, concreet, poëtisch; de lezer
is gespannen, hij verwacht iets, hij verwacht veel; hij ontdekt weer, dat Helman kan schrijven, dat hij een ‘natuurtalent’ bezit; dan echter wordt het hem langzamerhand duidelijk, dat Helman een symbolische historie wil opzetten, die alleen maar geschikt is om zijn talent schipbreuk te laten lijden. Het boek wordt dikker en dikker, het begint te rammelen; het wordt, na een zeer goede inzet, steeds ongeloofwaardiger; de symboliek, in, 's Mensen Heen- en Terugweg zo organisch opgenomen in de stijl, krijgt het karakter van een enorm bedenksel, en men begint te worstelen met de bladzijden, na eerst werkelijk geboeid te zijn geweest.
Hebben wij hier te doen met een frappant staaltje van gemis aan zelfcritiek? Of is deze voorliefde voor het opzettelijk geconstrueerde symbool, dat de spontaneïteit van het scheppend gebaar moet vervangen, gevolg van een innerlijk conflict in Helmans persoonlijkheid, dat hem dwingt deze richting in te slaan, hoewel zijn talent juist naar de andere kant wijst? Het ene behoeft het andere niet uit te sluiten; maar ik geloof, vooral op grond van deze nieuwe roman, dat wij in het geval Helman inderdaad een obsessie kunnen aanwijzen, en wel meer in het bijzonder een erotische obsessie; onder invloed daarvan kan iemand zijn zelfcritiek het zwijgen opleggen, ook al is hij scherpzinnig genoeg om van zijn fouten te weten. Helman behoort geenszins tot de vulgaire romanfabrikanten, die er alleen op uit zijn jaarlijks met hun ‘product’ aan de markt te komen; een boek als Het Vergeten Gezicht is geschreven om een probleem, dat de auteur dwars zit en waarvan hij zich door het litteraire symbool tracht te bevrijden; maar die bevrijding, hoezeer misschien ook geslaagd voor Helman zelf (ik kan dat niet beoordelen), blijft voor zijn lezer een toer aan de rekstok, die met een lelijke duikeling eindigt.
Ik kan deze onevenredigheid van bedoeling en resultaat, van reëel talent en enorme opzet, van concreet uitbeeldingsvermogen en abstract-litteraire ‘Planwirtschaft’ alleen verklaren door een obsessie: een obsessie, die in Het Vergeten Gezicht trouwens duidelijk genoeg spreekt door het opzettelijke schema van zee contra land, van eenzame man contra prostituée. Dit schematiseren met symbolisch bedoelde figu-
ren, culminerend in niet minder dan een complete en absoluut onaannemelijke gedaanteverwisseling (de prostituée, wier minnaar wordt doodgeschoten, besluit zijn rol over te nemen, hetgeen haar natuurlijk niet gelukt), is bij Helman niet maar een manier om een avonturenroman te schrijven; het vertegenwoordigt voor hem duidelijk een diepe levenswaarheid, en zijn fout is alleen, dat hij de lezer niet van die waarheid vermag te overtuigen, zoals in het tweede verhaal van 's Mensen Heen- en Terugweg. Alles is mogelijk en alles kan symbool zijn, ook een gedaanteverwisseling van de gedurfdste soort, maar de romanschrijver zal hebben te bewijzen, hoe zij mogelijk en tegelijk symbool kan zijn!
Helman heeft in dit boek zijn ervaringen van een reis naar Mexico verwerkt. Zijn eenzame man, de matroos Rufino López, dringt bij Veracruz dit ‘moederlijke’ land binnen, opgejaagd door de verveling, maar ook aangelokt door dit nieuwe element, dat de veroveraar Cortez zijn schepen achter zich deed verbranden. Reeds dit binnendringen heelt een symbolisch tintje, maar Helman beheerst zijn stof tot Rufino in de Mexicaanse bordelenwijk terechtkomt en de vrouw ontmoet, die het symbolische personage par excellence zal blijken te zijn: Matilde, ‘van dezelfde gestalte als Rufino, rijzig, en bijna mager, met iets mannelijks in haar trekken’, bij uitstek geschikt dus, concludeert men later, om de rol van de outcast Rufino over te nemen, als hij gesneuveld is door het schot van Matilde's souteneur. Het is. curieus om op te merken, dat Helman ongeveer bij het optreden van deze prostituée zijn gezag over de materie kwijt raakt, terwijl het ‘innerlijk rhythme’ van zijn stijl plaats maakt voor een theoretische, vaak levenloze dialoog en een kartonnen decor. Tot en met pag. 74 leest men Het Vergeten Gezicht geboeid, al merkt men hier en daar, dat de auteur bepaalde symbolische bedoelingen achter de hand houdt; de intocht van Rufino López in Mexico heeft de poëzie van het werkelijk geziene, van het heldere visioen, dat uit de herinnering geboren wordt. Hoe komt het, dat Helman, te beginnen bij het vierde hoofdstuk, die eigen, poëtische, concrete stijl laat varen om over te schakelen naar het symbolisch bedenksel, dat zijn talent nog slechts spo-
radisch een bescheiden kans geeft? Men moet het toeschrijven aan de erotische obsessie, die zich in een theorie heeft omgezet. Van Mexico ziet men verder niets meer dan de prostitutiewijk, met Matilde als centraal punt, tot Rufino, na vele ervaringen, die ons eigenlijk weinig interesseren, door de souteneur don Agustin wordt neergeschoten en Matilde besluit om in zijn kleren de zee op te zoeken. Het schijnt, dat Helman deze reuzenzwaai, waarop de compositie van zijn roman berust, aannemelijk heeft willen maken door het feit, dat Matilde verslaafd is aan het ‘Rauschgift’, genaamd ‘mariguana’, dat in de vorm van sigaretten wordt genoten; Helman geeft van de sensatie, die dit roken veroorzaakt, in het derde hoofdstuk een suggestieve beschrijving. Maar mariguana of geen mariguana, deze rolverandering van een prostituée, die nu matroos wordt, is volstrekt onverantwoord; men moet het maar geloven, en aangezien men het onmogelijk geloven kàn, verliest de rest van Matilde's lotgevallen ook haar waarde.
Dit overnemen van Rufino's naam en rol, nadat de echte Rufino in het ‘moederlijke’ land te gronde is gegaan, dit opleven van de man uit de vrouw, dat tenslotte toch weer een misrekening blijkt te zijn: het is alles verzonnen, zij het dan onder de druk van symbolen, die Helman blijkbaar vervolgen. Men had, na die veelbelovende tocht door Mexico, gaarne iets gezien van deze half-barbaarse maatschappij, waarin men door de romans van Guzmari (In de Schaduw van den Leider, Adler und Schlange) verplaatst wordt; helaas, Helmans obsessie monopoliseert onze aandacht voor het bordeel en voor het koppig doorgevoerde symbolische schema, waaraan Rufino en Matilde zo voortreffelijk gehoorzamen. Hier heeft men nu een merkwaardig voorbeeld van de invloed der psychoanalyse en aanverwante stromingen op de litteratuur, maar met averechts effect. Terwijl Freud stellig niet bedoeld heeft om door het centraal-stellen van de sexualiteit een bewustzijnsvernauwing aan te bevelen, ten gevolge waarvan de cultuur gereduceerd wordt tot een schema van erotische symbolen, heeft zich bij de romancier Helman die vernauwing inderdaad voltrokken; hij perst zijn romanstof in een sym-
bolisch harnas, in plaats van dat de symboliek ongedwongen openbaar wordt aan de romanstof.
Vandaar ook deze krampachtige concentratie op de sfeer van het bordeel, die tegenwoordig de verzwijgende pruderie,van het Hollands binnenhuisje heeft verdrongen; een concentratie, die volkomen het karakter draagt van een obsessie, anders gezegd een tekort aan culturele sublimering. En was deze obsessie nu zuiver en alleen gegeven als obsessie, zoals b.v. bij Céline of Slauerhoff, men zou er niet aan denken daar ‘aanmerking’ op te maken of het voor de pruderie op te nemen; de zaak is echter, dat Helman zijn obsessie met een kunstmatig begrip wil doordringen, dat hij er zijn uit de theorie opgedane wijsheid mee wil spuien... met het zeer voor de hand liggende gevolg, dat de obsessie haar obsederend effect op de lezer mist en. de aldus gespuide theorie niet tot haar recht komt vanwege de houterigheid der romanfiguren! Een zonderling dilemma, maar bij uitstek het dilemma van Helman in zijn dikke boeken!
Toch wil ik niet nalaten, tot slot van.dit artikel, de aandacht nog eens te vestigen op het positieve in Helmans talent, dat zich zo voortreffelijk beoordelen laat op grond van de eerste zeventig bladzijden. Het geval van de schrijver, die in conflict leeft met zijn eigen begaafdheid, die met alle geweld ‘tegen de stroom oproeit’ en zich de bevrediging wil verschaffen van het grote volume, welke hem door de geslaagde concentratie op het kleine niet schijnt te worden geschonken: dat geval is niet zo alledaags. Men leze die eerste zeventig bladzijden om op de tong te proeven, met hoeveel intensiteit Helman Mexico heeft beleefd... en men leze de rest om er zich over te verbazen, dat hij deze kostbare reële ervaringen zo grif kon inruilen tegen het klatergoud der symboliek.