Brieven van Multatuli aan J. van der Hoeven
I
(Gericht aan mej. M.C. Meyer, later getrouwd met Van der Hoeven.)
Zeer geachte Mejuffrouw!
Vriendelijk dank voor Uw hulp. Laat my nu 't genoegen U een Exempl. van de 6. uitgaaf1 te doen geworden zoodra die verschynt. Het duurt echter 'n heel tydje. Ge weet niet hoe lastig en tydroovend dat korrigeeren is, vooral wanneer men ver van de pers woont.
Voorloopig ben ik zoo vry, U hierbij 'n Havelaar aantebieden. ‘Vermaak er U mee’ zegt Van Alphen. Och neen, dàt is het woord niet! Het is 'n treurig boek. Als ik 't aanzie, denk ik altyd aan de mier van blz. 247, 't beestje dat droefenis voelt omdat al z'n getob ydel was. Op dat diertje gelyk ik vry nauwkeurig. De geschiedenis die in den Havelaar verteld wordt, heeft zooveel tranen gekost! En nog!
Wees vriendelyk gegroet, beste meid, en geloof my hoogachtend
tt.
Douwes Dekker
Hôtel Weimar, 3 Mei '79 (Rotterdam)