XI

Den Haag, 23 Januari 1880

Waarde Van der Hoeven!

Vergeef me dat ik U alweer lastig val met 'n verdrietelykheid. Heden sprak ik den heer Van Beest Holle die my meedeelde dat Eduard in 't bezit was van een hem ten-gebruike afgestaan horloge. Dit heeft hy by z'n vertrek uit den Haag

[p. 24]

niet teruggegeven, zooals fatsoenshalve z'n plicht ware geweest, vooral jegens personen die hem met zooveel welwillendheid behandeld hadden! Wilt gy de goedheid hebben, dit van hem terug te eischen? Het is 'n souvenir, en de eigenares (Mevr. v.d. Poel) hecht er waarde aan. ‘Dáárom’ zei de heer V.B.H. ‘vraag ik er naar. Wat de meubels aangaat, dàt komt er niet opaan’. Alzoo ook meubels, 'tgeen ik reeds uit ons laatst of voorlaatst gesprek kon opmaken!16

Den indruk dien al deze dingen op my maken, kunt ge U voorstellen. Ik weet waarachtig niet wat ik met hem moet aanvangen. Elken dag, elk oogenblik verwacht ik nieuw schandaal! Hy is in 't zedelyke (door 'n hersenfout misschien) kleurenblind. Men kan by hem op niets rekenen!

Als ge my wilt antwoorden, is m'n adres tegen Maandagavond: D.D. (Mult) spreeklokaal Arnhem.

Hartelyk gegroet

tt

Dek

16Ook de hier genoemde mevr. Van de Poel, dochter van den heer Van Beest Holle, is nog in leven. Zij heeft dit verhaal bevestigd en mij meegedeeld, dat Eduard het betreffende horloge had verpand, maar dat zij het later teruggekregen had. De meubels waren volgens haar niet van groote waarde geweest.
vorige | volgende in deze correspondentie
vorige | volgende in alle correspondentie