Nico Rost:
De nieuwe film in het nieuwe Rusland
Toen Douglas Fairbanks en Mary Pickford eenige maanden geleden in Sowjet-Rusland vertoefden en daar vele nieuwe films hadden gezien, spraken ze tegenover Trotski hun verwondering uit dat deze films zoo uitmuntend waren, terwijl men in Hollywood toch over dezelfde techniek beschikte. ‘Dat komt, kameraad Fairbanks’, antwoordde Trotski toen, ‘omdat wij een ideologie bezitten en jullie niet’. Dit antwoord is merkwaardig en raakt het kernprobleem der nieuwe Russische film. Hetgeen deze nieuwe film vooral kenmerkt is: sociaal verantwoordelijkheidsgevoel.
Evenals het nieuwe Russische tooneel is de nieuwe Russische film in wezen niets anders dan de uitdrukking en het resultaat van het nieuwe Rusland. Men kan en mag dit niet uit het oog verliezen en moet dit steeds weer herhalen. Daar vooral in ons land het verband tusschen kunst en socialisme zelfs door de jongeren weinig gevoeld wordt, moet men eveneens steeds herhalen dat deze nieuwe film staat en valt met deze levensbeschouwing. Men moge nu de techniek van deze film (zooals men onlangs ook de techniek van Meyerhold via Piscator in ons land introduceerde) benutten, wanneer echter het sociale verantwoordelijkheidsgevoel ontbreekt is zij ten doode opgeschreven.
Centra der Russische filmindustrie zijn vooral Moskou, Charkow en Odessa. Men kan de vele andere feiten nalezen in het voortreffelijke werk van René Marchand en Pierre Weinstein (Les Editions Rieder, Paris). Sowjet Rusland bezit evenmin een Hollywood als een Neubabelsberg. De oorzaak hiervan schuilt niet alleen in financiëele afhankelijkheid, ik geloof zelfs dat Sowjet Rusland, ook wanneer het over ruimere middelen zou beschikken nimmer een Hollywood zal bezitten, hetgeen verband houdt met de tendenzen der Russische film-industrie die geheel anders zijn dan die der Amerikaansche. Toen de Potemkin-regisseur Eisenstein zijn film over het Sowjet Russische dorpsleven ‘Generalnaja Linya’ (‘Die Hauptlinie’) ging draaien, ging hij naar het bureau van het volkscommissariaat van Landbouw. Hij vond daar duizenden klachten van boeren, die onderzocht moesten worden - woonde daarna dorps-sowjetvergaderingen bij - sprak met de boeren - onderzocht de landbouwwerktuigen. De nieuwe Russische film houdt zich nimmer met enkele personen bezig, doch wil het Volk toonen - de Massa, een tendenz die voortkomt uit de geest van collectivisme, die in het nieuwe Rusland zich baan begint te breken. Men dient in de Russische film tegenwoordig eenige stroomingen te onderscheiden.
De belangrijkste representant der ‘klassieke strooming’ is Poedowkin, van wien enkelen onzer ‘De Moeder’ hebben gezien.
Poedowkin werkt met uitmuntende spelers, verfilmt uitstekende scenario's en produceert
[2]
in tegenstelling met enkele andere regisseurs in een atelier. Fairbanks en Mary Pickford behooren tot zijn grootste bewonderaars. Poedowkin is dan ook een uitmuntend regisseur, die bij elk West-Europeesch of Amerikaansch filmgezelschap een op den voorgrond tredende figuur zou zijn.
Representant van de tweede strooming is de bij ons bekende regisseur Eisenstein. Hij is van huis uit civiel-ingenieur. ‘Tot het maken van films - schreef hij onlangs - kwam ik ongeveer op dezelfde wijze als ik zou komen tot het bouwen van een waterwerk’. Zijn standpunt is geheel en al een nuttigheidsstandpunt. Wanneer ik Eisenstein typeeren wil, behoef ik slechts de naam van een ander bekend filmregissser, wiens volkomen antipode hij is, te noemen, - dien van Lubitsch. Eisenstein is antitheatraal, tevens antiaziatisch. Hij kent den acteur slechts een zeer geringe rol toe en is een fel tegenstander van ‘stars’. Voor alles is hij de regisseur der Massa. Society-stukken liggen hem niet en worden door hem noch begrepen noch gespeeld. Hij wenscht - evenals de tooneelregisseur Meyerhold - elke individueele figuur uit te schakelen - elke intrige, die enkel individualistische trekken heeft, uit zijn films verwijderd te houden. Hij is van meening dat het tooneel een stervende instelling is en enkel de film een nieuwe grootsche toekomst tegemoet gaat. Eisenstein brengt nimmer een film zonder te weten waarom. ‘Potemkin’ was de film van het revolutionaire heldendom, en er op berekend de Massa te bezielen. ‘Generalnaja Linya’ wil den band tusschen stad en dorp versterken - een der moeilijkste problemen van de binnenlandsche Russische politiek, die ook Meyerhold nader tot zijn oplossing trachtte te brengen door zijn stuk ‘Het Venster in het Dorp’ waarvanin November de eerste voorstelling te Moskou plaats vond.
In tegenstelling met Poedowkin werkt Eisenstein meestal niet in een atelier - ik schreef immers reeds dat Sowjet-Rusland ook in komende tijden waarschijnlijk geen Hollywood of Neubabelsberg zal bezitten. Desondanks dwong hij de matrozen der Zwartezeevloot en het proletariaat van Odessa goede spelers te worden, in de overtuiging dat een film niet enkel de productie van feiten ten doel heeft, doch vooral op de verhouding van de Massa tot deze feiten den nadruk moest leggen. Dit is vooral het geval met de film ‘Tien dagen die de wereld deden dreunen’ (naar de gelijknamige reportage van den Amerikaanschen te Moskou gestorven reporter John Reed), die nog niet geheel gereed is, doch waarvan ik te Moskou in November enkele fragmenten zag. Nacht en dag namen vier tot vijfduizend arbeiders vrijwillig deel aan de belegering van het Winterpaleis te Leningrad - een scène uit deze film.
De regeering leverde wapens, uniformen en troepen. Voor deze film was behalve arbeiders en soldaten nog een ‘menigte’ noodig. Nauwelijks was dit bekend of de militairen hadden moeite de aandrang van tienduizenden te weerstaan. Men denke een oogenblik aan de groote mogelijkheden, die den Russischen filmregisseur geboden worden. Voor de ‘Potemkin’ werd Eisenstein de Zwartezeevloot ter beschikking gesteld. Op den 7en November 1917 schaarde het vlaggeschip ‘Aurora’ van de Baltische vloot zich aan de zijde der bolsjewiki en voer de Newa op om het Winterpaleis te bombardeeren. De Russische regeering leende thans Eisenstein de ‘Aurora’ voor de wedergave van deze scène; ook over tanks en zware artillerie kreeg hij de beschikking.
Hoofdvertegenwoordiger der derde strooming is vóór alle anderen Dyiga Wertof wiens werk in West-Europa nog volkomen onbekend is. Kent men hem over eenigen tijd, worden zijn films in Duitschland en hopelijk ook in Nederland gedraaid, dan zal men bemerken, dat zijn werk een revolutie op het gebied der cinematographie ten gevolge heeft. Wertof is de groote revoluti-, onair onder de nieuwere Russische regisseurs wiens werk binnen enkele jaren een zeer grooten invloed zal uitoefenen. Hij voert een onverbiddelijken en hardnekkigen strijd tegen alle regisseurs, evenals tegen alle acteurs, alle ateliers en critici en is van meening, dat vóór hem geen filmkunst bestond.
‘De kunst van de film - schreef hij eenmaal - is een fabriek van feiten - verder niets’. Hij heeft een filmschool gesticht die den naam ‘Het Filmoog’ draagt. Wertof - wiens ideeën verder reiken dan die van René Clair en Picabia in deze richting - is verliefd in zijn filmcamera - zijn ‘Kurbelkasten’.
Het eenige wat volgens hem de moderne film doen kan is alle regisseurs, acteurs en filmsteden afschaffen en maar te draaien zooals het leven reilt en zeilt, overal en op elk moment waar het Leven belangrijk is. Wertof heeft voor eenige maanden een film vervaardigd: ‘Het Zesde Werelddeel’ - waarin het geheele kleurige bonte leven der Sovjetrepubliek van Moermansk tot Boekhara - van Oost-Siberië tot aan de Poolsche grens, van Moskou tot diep in Mongolië de hoofdrol speelt.
Nog is de Russische film weinig bekend. Ze is reeds beroemd, doch men kent haar productie nog niet in haar vollen omvang. Het is noodig en nuttig dat men hare tendenzen en ideeën ook in West-Europa leert kennen, vooral nu politieke hindernissen de verspreiding dezer films
[3]
nog vaak tegenhouden. Het is natuurlijk on mogelijk dat een Rusland-reporter alle zijden van het nieuwe Russische leven kan omvatten.
Men moet thans beginnen te specialiseeren. Nog bezit Nederland geen goede oriëntatie op het gebied der nieuwe Russische film - een oriëntatie die noodig is voor de leden der Liga vooral. Deze oriëntatie kan enkel ter plaatse verkregen worden, waardoor men bemerken kan - hetgeen ik reeds schreef - dat de nieuwe Russische film in wezen niets anders is dan de uitdrukking en het resultaat van het nieuwe Rusland en zonder Lenin - zonder het Leninisme ondenkbaar is. Het is de hoogste tijd dat een bevoegd filmdeskundige zich op de hoogte gaat stellen en ons de voorlichting geeft waarnaar wij zoo verlangend uitzien, die wij zoo broodnoodig hebben. En avant ter Braak!
De Sowjet-Russische film is immers reeds werkelijkheid. Zij heeft reeds een lengte van tienduizenden meters. Wij dienen ons niet alleen met de toekomst der film bezig te houden, doch vooral - vóór alles - de werkelijkheid te kennen.
(Berlijn, 6 Januari 1928)