L.J. Jordaan:
Onze zesde matinée
Geen twijfel mogelijk: ‘Streik’ is werk - zij het ook vroeger werk - van den bouwer der Potemkinfilm. Dezelfde breede toets - hetzelfde epische gebaar - dezelfde grandeur als in dit hooglied van bloed en staal. Maar zonder de hooge, bindende eenheid der dichterlijke gedachte - zonder de dwingend doelbewuste structuur, die dit uitvoerige epos tot een wonder van logischen, conciezen eenvoud maakt.
Met het uitdrukkelijke voorbehoud dan: voorzoover wij uit deze voorstelllng konden opmaken! Want de Russische tekst was, helaas, onvertaald gebleven en hoewel een kort exposé aan het draaien voorafging, hief dit het groote bezwaar niet op. Niet alleen immers, dat ons op deze wijze verschillende deelen volkomen onbegrijpelijk waren, het m.i. veel grootere artistieke nadeel bleef bestaan, dat het rythme en de vloeiende loop der dramatische handeling door de doode plekken der nietszeggende Russische titels werd onderbroken. Vergelijkingen zijn altijd gewaagd, maar ik voor mij, had voortdurend de sensatie van een muzikalen satz, die op bepaalde afstanden, een paar maten miste. Wie zich herinnert, met welk een meesterschap het woord in de ‘Potemkin’ werd toegepast als de verlossende explosie der bijna ondragelijke spanningen, beseft eerst ten volle, wat het oudere werk van Eisenstein door deze ongelukkige omstandigheid moet missen. En betreurt temeer de droevige opvattingen, die ons slechts een slinkschen en verwrongen kijk op de verboden schoonheid der Russische film toestaan.
Intusschen komt het mij voor, dat ook met de tekst ‘Streik’ naast ‘Potemkin’ verbrokkeld en rommelig blijft. Eisenstein lijdt hier, dunkt mij, aan dezelfde uitbundigheid, aan hetzelfde gemis aan zelftucht en zelfbeperking, die Fritz Lang's ‘Metropolis’ uiteen deden vallen. De episode van het koninkrijk der Gekken, hoe virtuoos ook op zichzelf, staat volkomen naast den logischen groei der film tot een artistieke eenheid. Immers, zonder dat wij vragen naar een verhaaltje - naar een persoonlijk conflict, is de grondgedachte van dit werk toch de schildering eener onvoorbereide, ‘ongeorganiseerde’ staking: een drama op zichzelf, van overweldigende epische tragiek, dat speciaal den Russen en onder hen Eisenstein, buitengewoon goed ligt. Het prachtig realisme der Moscovieten, de hartstochtelijke overgave hunner spelers, hun weergaloos tempo, hun beeldende kracht - dit alles doet van hen in deze materie het allerhoogste verwachten. Maar de conceptie van een dergelijke massa-tragedie staat nu eenmaal op anderen bodem, dan de capricieuse tuchteloosheid der Fransche experimenten. Zij heeft te beantwoorden aan den eisch, die voor ieder logisch kunstwerk gesteld wordt: vastheid van bouw, verantwoording van ieder détail, weglating van alle overbodigheid. Welnu - wij zien de staking uitbreken en door de zelfmoord van een arbeider, die ten onrechte van diefstal beschuldigd wordt, oplaaien tot daden van redeloos geweld. Dit alles aanvaarden wij - zelfs het feit, dat een aantal gekken worden opgehitst, om de verlaten fabriek in brand te steken, al is een dergelijke wending der gebeurtenissen op zichzelf reeds rijkelijk gezocht. Maar wanneer de cinéast de verleiding niet kan weerstaan, om van deze dramatische factor een breed-uitgesponnen, wildfantastische einlage à la Gösta Berling te maken, dan beteekent dit een inzinking - een willekeurige uitweiding, die niets met den organischen groei van het drama te maken heeft en alleen verklaard kan worden door de bedenkelijke zucht van den auteur, om een film in de film te maken.
Ik weet wel, dat dit volstrekt niet iets speciaal ‘filmisch’ is - ‘beschränkung’, zelftucht, logische eenvoud, zijn kenmerken van ieder kunstwerk, litterair, beeldend of muzikaal.
Maar kenmerken, die een conditio sine qua non inhouden.
Met dat al - welk een voorrecht deze oudere productie van een man als Eisenstein te kunnen bestudeeren! Het is een genot van heel aparten aard, het doorbladeren van zoo'n schetsboek met voorstudies. Hier een krabbel, die duidelijk het embryonaire begin is van later, grooter werk - daar een opzet, die geheel losgelaten werd. Geniale ideeën, met reeds volmaakt meesterschap uitgevoerd, naast misgrepen en fouten, die duidelijk het stadium verraden, waarin het werk ontstond. Maar, door alles heen, die onmiskenbare sensatie van grootheid en belangrijkheid.
Neem bijvoorbeeld de begin-episode die ongeveer de eerste drie bedrijven omvat. Het heeft, voor mijn gevoel, zwakke plekken en allerbedenkelijkste inzinkingen; de dwaze charge der logge, vette fabrikanten is erger dan een stijlloosheid - het is een fout! Deze hulpelooze, waggelende, stompzinnige vleeschmassa's rukken ons niet alleen uit den bitteren ernst van een arbeidsconflict in
[5]
de sfeer van een revue - zij vernietigen bovendien de fatale spanning van het gegeven. Deze schransende en rookende idioten zijn geen portuur voor den collectieven toorn van de arbeidersmassa - men voelt niet, als in ‘Potemkin’ de verschrikkelijke botsing tusschen de opgestane menigte en de koude, onverbiddellijke macht van het Gezag. Tusschen de als clowns met telefoontjes en schrijfmachines werkende fabrieksdirectie en den ‘état-major’ der ‘Potemkin’ ligt een wereld van verdieping en zelfinkeer. En toch - welk een meesterstukje op zichzelf, deze fout. Welk een vondst, welk een psychologische trouvaille, door weinigen opgelet misschien, om de bijeenkomst der fabrieksdirecteuren van steeds grooter distantie te filmen. De enorme knapen, die aanvankelijk met hun embonpoint in de weelderige fauteuils bijna uit het kader barsten, doen bij een volgende opname in de groote hall, reeds aanzienlijk minder belangrijk - van de groote trap gezien schrompelen zij opnieuw in, tot de slotopname hen toont als een miserabel klompje slempende, wriemelende poppetjes, tusschen de strakke, marmeren architectuur van het trappenhuis. Ziehier een schitterende attaque op de relatieve grootheid van ‘Het Kapitaal’, die een grove en goedkoope charge, als hangbuiken en hooge hoeden, weer goedmaakt.
Zoo wisselen voortreffelijke elementen en mislukkingen elkander af, maar tenslotte is daar de staking zelf. Dit is prachtig - gaaf - af! Als met tooverslag verdwijnen tooneelerigheid, grappigheid en tendenz. Hier omvat het mysterieuze fluidum van den Russischen regisseur de ‘massa’, geeft haar een ziel en een physiognomie en verheft haar tot de tragische, blinde macht, die muren verbrijzelt en zich laat wegranselen als een hond. Een monsterachtige gevangenis gelijk, overspannen haar de stalen bogen der fabriekshallen, waaronder zij zucht en gromt: een gekooid dier - geketend in diepste vernedering aan dien anderen dienaar van den Bezitter: de Machine. Deze groote tragedie van den modernen mensch weet Eisenstein hier reeds uit te beelden, met een kracht en een meesterschap, die voor zijn ‘Potemkin’-creatie niet onderdoen.
In ontstellend cynisme geeft hij close-up's van tandraderen en menschenkoppen, van gillende sirenes en schreeuwende monden, van koudglinsterende, wentelendezuigerstangen en nerveustrampelende arbeidersvoeten. En dit infernale leven groeit en groeit onder zijn handen - breekt zich baan in de zaal: de menigte overstroomt en omringt ons - het gedreun en geronk der machines wordt een lijfelijke gewaarwording. Wij ondergaan de stijgende spanning dezer geladen atmosfeer - in boeiende, adembeklemmende opeenvolging jagen de beelden aan ons voorbij: een monsterachtig rad, beplakt met klebezettel, als de bacillen, die dit organisme tot stilstand zullen dwingen - een felle, schreeuwende kop, die de stakingsoproep de ruimte inslingert - duistere arbeidersfiguren, die het gereedschap neergooien en uit donkere holen opstijgen en altijd weer, als onverbiddelijk leitmotiv de révolteerende massa. En dit alles in een crescendo, dat eeuwig schijnt te duren - in een tempo, dat een obsessie wordt...Strawinsky! Wie denkt niet aan den componist van den ‘Sacre du Printemps’, dien anderen meester van het demonische coloriet en het opzweepende rythme?
Deze stakingsepisode is naar mijn meening het gaafste, mooiste deel van het werk en op één lijn te stellen met de sterkste fragmenten uit ‘Potemkin’ en ‘De Moeder’.
Het laatste deel: het neerslaan van den opstand, de kozakken-charges is een buitengewoon interessante voorstudie voor de ‘Potemkin’. Het is zeer belangwekkend te zien, hoe hier verschillende motieven: de opeengedrongen massa - het kind tusschen de pooten der kozakkenpaarden - de spelende kinderen temidden van het tumult van den opstand, reeds aanwezig zijn. Alles primitiever, minder beheerscht, minder rijp dan in het chef-d'oeuvre. Maar van een elementaire grootheid en kracht, die de meesterhand van den kunstenaar verraden.
Met deze film tenslotte, heeft de Liga, naar ik meen, een gelukkigen dag gehad. Het is film in den meest absoluten zin, welke ook de compositaire fouten mogen zijn en voor een publiek, dat niet aangenaam wenscht te worden bezig gehouden, maar in de eerste plaats een studieclub wil zijn, van groote waarde.