Mister Woe (Lon Chaney)
Theater Tuschinski, Amsterdam
De verknoeiing van het kostbare celluloïd is in deze Chineezen-affaire van Mr. Woe en zijn dochter Ping Pong zoo duidelijk, dat wij haar wel dadelijk in het gruwelkabinet van de film kunnen bijzetten. Het ‘aangrijpend dramatisch kinowerk van liefde en wraak’ is een hopeloos tienderangs tooneel-film-gedrocht rondom Lon Chaney's fratsenmakerij geworden. En deze zelf blijft, alle grimekunst en zijn a.s. artikel in de ‘Encyclopaedia Brittannica’ ten spijt, een tooneeltechnisch misschien verduiveld knappe, maar volmaakt onfilmische en geaffecteerde mime. Mr. Woe's Lenin-masker was hem als virtuoos nog niet voldoende, hij schiep ook het volkomen overbodig curiosum van zijn eigen grootvader. Als Lon Chaney zoo uitnemend grimeeren kan, waarom wordt hij dan geen tooneelkapper of gaat op een Variété-Bühne jongejannen inplaats van zijn films dien cameleontischen aanschijn te geven, die in den grond niets anders dan een boe-boe-verkleedpartij voor groote kinderen en zeker, zeer zeker geen film is? En Renée Adorée met haar oostersche pijama en westersch schminktoetje bleek zoo wanstaltig verhollywoodscht, dat deze flater onwillekeurig op haar toch altijd nog wel charmante boerin uit ‘De Groote Parade’ terugslaat: nog voor den uchtend van haar dauw vergaan!
Het chineesche snoeptuintje met het van alle zijden uitgemolken Giethoorn-bruggetje, de kersebloesems en de bamboeheggetjes, waarachter het zoo appetijtelijk vrijen is, terwijl Mr. Woe al woester wordt, - dat alles werkte als de achtergrond van een oudbakken fotografen-atelier in de provincie, waarin men zich ten gelegenheid van het carnaval in alle plastische standen en toestanden uitkieken laat.
En dat alles, terwijl de Chineezen zelf blijkens een paar oude amerikaansche films zooveel voortreffelijker en buiten allen humbug werkende filmacteurs kunnen zijn dan de stuitend onoostersche sterrenhemel in dezen Yankee-doodle!
HENRIK SCHOLTE
De schaduw van het verleden
Roxy theater, Amsterdam
Eerst Jannings in ‘The Way of all Flesh’, thans Conrad Veidt in een film, waarvan de oorspronkelijke titel noch de regisseur ons gemeld wordt; maar beide in de groote noodlotsfilm ‘Een Fatsoenlijke Begrafenis’ onder regie van Miss America...
Tot op heden kenmerkt de regisseurs, die naar Amerika verhuizen, een afdalen van het kunstenaarschap naar de gemeenplaats. Men zag het aan Leni, Murnau. Zij namen hun kennis mee, maar verloren het inzicht (of werden gedwongen het te verloochenen) in de symbolische waarde van die kennis; zij speelden met de technische ontdekkingen, die zij in Europa hadden verworven, zonder er iets mee te kunnen doen, wat op een vernieuwing van mogelijkheden zou kunnen lijken. Tot op heden kenmerkt de acteurs, die naar Amerika verhuizen, een afdalen van het kunstvaardig dienen naar de verkeerde beeldvlakusurpatie der amerikaansche stars. Men heeft hen gehuurd om met hun naam volle zalen te trekken, en zij hebben in dien zin hun oogen, handen en costumes te gebruiken. Greta Garbo, Jannings, Veidt, zijn er zooveel voorbeelden van. Ook zij lieten hun verleden van technische knapheid niet achter; maar zij wisten er niets mee te doen, dan er de salon hunner algemeene beroemdheid mee aan te kleeden. Zij ‘schitterden’, voilà tout.
De heer Veidt, die men onlangs nog als een knap speler in de middelmatige duitsche film ‘De Student van Praag’ kon zien, heeft nu ook alle persoonlijkheid er aan gegeven en loopt in een tropenpak door de Hollywoodwoestijn. Eenige amerikaansche collega's, waaronder een schoone Hera Boöpis, houden hem daar gezelschap. Nadat hij een korte inleidingsscène heeft gegeven, die een oogenblik aan zijn creatie uit het ‘Wachsfigurenkabinett’ herinnert, en verder uit ‘Potemkin’ is overgenomen (de russomanie breidt zich uit!), verdwijnt hij in een dik-romantisch scenario, met een stevige maneschijn en een prachtige intrigue. Een net en charmant heer, chirurg met capaciteiten en een warmvoelend hart.
Werkelijk een fatsoenlijke begrafenls, echt oostersch.
Tot de volgende herrijzenis, willen wij hopen!
MENNO TER BRAAK