Nederlandsche Filmliga
Officieele mededeelingen
Het incident te Eindhoven gesloten
Bij het afdrukken van ons vorig nummer konden wij nog geen nadere mededeelingen doen omtrent het incident, dat zich naar aanleiding van ‘La Coquille et le Clergyman’ tusschen het bestuur der afdeeling Eindhoven en het Hoofdbestuur heeft voorgedaan. Zooals men zich herinnert, stelde het H.B. zich terstond op het standpunt, dat iedere vorm van ‘nakeuring’ onvereenigbaar is met de Statuten der Liga.
Inmiddels ontvingen wij reeds eenige dagen na het verschijnen van ons tijdschrift bericht van het Eindhovensch bestuur, dat de sensationeele en onjuiste mededeelingen der Meyerijsche Courant een volkomen scheeve voorstelling van zaken gaven en dat van keuring, in den zin van censuur, geen sprake was geweest. Een conferentie tusschen afdeelingsbestuur en H.B. te Amsterdam, die op dit schrijven volgde, had volledige overeenstemming tusschen beide partijen ten gevolge. Terwijl van H.B.-zijde werd verklaard, dat men gaarne bereid was, eenige rekening te houden met locale omstandigheden, gaf het Eindhovensch bestuur ondubbelzinnig blijk van zijn goeden wil, om eventueel voorkomende opvattingsverschillen in gezamenlijk overleg te regelen.
Het incident werd met deze uiteenzetting der wederzijdsche bedoelingen voor gesloten verklaard.
Na ons protest heeft ‘De Tijd’ haar bedoelingen ten opzichte van ‘La Coquille et le Clergyman’ nader gepreciseerd en verklaard, dat het woord ‘pornografie’ niet deze film bedoelde te treffen. Aan den geest van het artikel verandert dit overigens niet veel.
Met des te meer genoegen citeeren wij daarom een hoofdartikel, verschenen in de ‘Arnhemsche Courant’, dat o.i. aan het z.g. ‘l'art pour l'art’-standpunt meer recht doet wedervaren:
‘Het heeft geen zin met “De Tijd” te discussieeren over het nut en de noodzaak van de censuur, of over de waarde en het doel van de kunst. De positie's zijn in de laatste jaren vooral meermalen duidelijk gemarkeerd, en de kans dat wij hen, die denken als de redactie van “De Tijd”, overhalen tot ons standpunt is al even gering als dat zij dit ons zal doen. Maar de aandacht van “De Tijd” willen wij wel vestigen op een fout harerzijds, een onbillijkheid jegens de Film-
[106]
liga, die wel degelijk een moreel doel nastreeft en moreelen strijd voert. De Filmliga strijdt tegen een film, die wij erger en gevaarlijker achten dan die, waarin openlijk sexueele en politieke elementen sterker vertegenwoordigd zijn dan velen uit politiek of moreel oogpunt bezien wenschelijk achten. De Liga strijdt tegen de ziellooze film, tegen het commercieele massaproduct, dat speculeert op alle lage menschelijke instincten en dat dikwijls hypocriet pornografisch is. Deze film, waarvoor men zich niet in acht kan nemen, vernietigt meer ideeële waarden dan de waarlijk kunstzinnige film, die in ieder geval zijn menschelijkheid heeft behouden en gewoonlijk alle zwakheden veredelt in een tragischen toon. Welnu, tegen het platte dat de mensch vernedert en vergroft, strijdt de Liga en het verheugt ons, dat het verschijnen van films als de “Potemkin” en “Moeder” op de programma's bewijzen dat de ideeën welke de Liga voorstaat zelfs reeds doordringen bij de directies der gewone theaters. Wij gelooven dat als in elke manifestatie van menschelijk leven ook de film wel altijd den strijd te zien zal geven, tusschen goed en kwaad, tucht en anarchie. Maar van veel belang is het, dat goed en kwaad worden gebracht boven de alledaagsche platheid van de gevoelsexploitatie in het groot, die een film langen tijd maakte tot een minderwaardig vermaak. Het is goed dat de filmuitbeeldingen opgevoerd worden tot het hoogere peil, waarop zij tot de kunst gaan behooren. De conflicten zullen niet van wezen veranderen, wel van aard. Ze zullen komen binnen de sfeer van menschelijkheid, zij zullen door de oppervlakte naar de betere heendringen en dan niet drijven tot argelooze navolging van goed of kwaad. Nader gebracht tot ons hart zullen zij daar aandacht vragen als problemen. En deze veredeling, ziet dat is het doel van de kunst en wie de ietwat plompe en egocentrisch lijkende strijdkreet “l'art pour l'art” zoo begrijpt, die zal wellicht begrijpen dat zij eigenlijk toch de leuze is voor een strijd van groote maatschappelijke beteekenis. En als “De Tijd” dus de Liga verkettert, dan doet zij afbreuk aan een arbeid, die - en daarvoor is de katholieke geestesgesteldheid in het algemeen ons een waarborg - ook ten volle hare belangstelling had moeten hebben.’
Congrès International du Cinématographe Indépendant
De Nederlandsche Filmliga is uitgenoodigd tot het bijwonen van bovengenoemd congres, van 2 tot 7 September te houden op het Château de la Sarraz, Sarraz, Zwitserland, alwaar men tot een internationale coöperatieve samenwerking der avantgarde-groepen hoopt te komen. Behalve de Filmliga werden tot dusver uitgenoodigd: Film Society, Ciné Club de Bruxelles, Film Spectator (New York), Lichtbildbühne, Les Amis du Cinéma de Genève, Convegno de Milano, Société des Amis du Cinéma Russe en de kleinere groepen te Madrid, Budapest, Weenen en Warschau.
Het initiatief in dezen is uitgegaan van de Service Cinématographique der Nouvelle Revue Française. De Nederlandsche afvaardiging en de desiderata der Filmliga zullen op de a.s. Jaarvergadering besproken worden.
Jaarvergaderingen
Den afdeelingsbesturen wordt in herinnering gebracht, dat de ledenvergaderingen der afdeelingen, waarin de afgevaardigde(n) ter algemeene deputatievergadering moeten worden benoemd, in Mei behooren plaats te vinden.
De alg. vergadering van afgevaardigden is voorloopig in de maand Juni bepaald.
Zevende programma
Extra vertoond werden op dit programma twee avantguerre-filmpjes, te weten een afgekeurd mode-journaal uit 1905 en een drama in een acte, getiteld ‘Vader, uw kind roept’, welke beiden veel succes oogstten.
Ligafilms buiten de Liga
Voor de vereeniging ‘Kunst aan het Volk’ te Delft leidde Dr. Menno ter Braak op 9 April j.l. een programma in, bestaande uit ‘Miracles du Cinéma’, ‘Rien que les Heures’ en ‘Fait Divers’.
Joris Ivens gaf in de afgeloopen weken een technische cursus in de Philips-Demonstratiezalen voor verschillende onderwijs-autoriteiten, met filmdemonstraties.
‘Rien que les Heures’ draaide in de afgeloopen week in het Rialto-theater te Amsterdam.
Schoolvoorstellingen te 'S-Gravenhage
Op initiatief van den heer A.F. Mirande, leeraar in de Ned. Taal en Letterkunde aan de H.B.S. aan de N. Duinweg te 's-Gravenhage, neemt de Liga thans een proef met het geven van schoolvoorstellingen. Het is uitteraard een moeilijk probleem, op welke wijze men kinderen in den overgangsleeftijd (de voorstellingen zijn bedoeld voor klasse 3 tot 5) moet inleiden tot het zien van filmkunst, omdat het materiaal met de grootste zorg dient te worden gekozen en de inleidende beschouwingen zoo eenvoudig mogelijk moeten zijn. Het blijkt echter, nu twee der drie voorstellingen voorbij zijn, dat de proef succes heeft. Een groot voordeel bleek aanstonds het veel geringer quantum aesthetische vooroordeelen, dat bij volwassenen het genieten van films soms ten zeerste kan belemmeren.
Dr. Menno ter Braak, die hierbij als ‘docent’ optreedt, gaf de eerste twee avonden een overzicht van de beide factoren rhytme en beeld, terwijl op de derde avond de acteur zal worden behandeld. Als materiaal werd o.a. gebruikt werk van Mol, Ivens, Ruttmann, Dousjenko en Gance. De belangstelling was op beide avonden zeer groot.
Leeraren en anderen, die soortgelijke paedagogische voordrachten zouden willen organiseeren, kunnen zich te allen tijde wenden tot ons bureau, dir. Ed. Pelster, de Sillestraat 11, Den Haag.
Die Strasse in Den Haag en Rotterdam
De afdeelingen Rotterdam en den Haag vertoonden in het zevende programma i.p.v. ‘Berlin’, ‘Die Strasse’ van Karl Grüne. De film bleek door den tand des tijds te zeer beknaagd, om nog anders dan historisch te boeien.