[p. 444]

[Critiek]

[120]

 



illustratie

Broadway Melody (Theater Tuschinski, Amsterdam)
Show Boat (Theater Tuschinski, Amsterdam)
The Singing Fool (Grand Theatre, Rotterdam)

Het loont de moeite niet, aan drie eerste producten der talkie-industrie onder een rubriek, die ‘Critiek’ heet, meer dan één artikel te wijden.

Er is veel leeds geleden, er is veel strijds gestreden, alvorens wij de langademlge wonderen der sprekende film tot het einde toe hadden gezien; en zelfs moeten wij bekennen, dat wij aan één einde voortijdig ontsnapt zijn, uitgeput door de verwarde veelheid, doodelijk vermoeid door den onbeschaafden regen van klanken. Wat vroeger de slechte zwijgende film althans tot een dragelijk amusement maakte: de stilte, die opgevuld werd door een amusant orkest, is ten overvloede nog verdwenen om plaats te maken voor een onophoudelijk luidruchtig-zijn, een plat en onnoodzakelijk krijschen, een barbaarsche kaleidoskoop en een vulgaire uitdragerswinkel.

Het is voor de lezers van dit blad wel overbodig, de grondfouten van deze kunstwerken op te rakelen; reeds meermalen werd hier het probleem van de ‘film sonore’, en van verschillende zijden, aangeroerd. Misschien is het alleen wenschelijk, er nog eens op te wijzen, dat Broadway Melody c.s. aan de werkelijke aesthetische vraag naar de mogelijkheden van de geluidsfilm zelfs niet toekomen. Men herinnert zich wellicht de uiteenzettingen van de russische cineasten, die wij in dezen jaargang publiceerden; men heeft onlangs de meening van Eisenstein uit een interview kunnen leeren kennen. Maar van een ernstig zoeken naar een oplossing is in geen van deze drie films ook maar in het minst sprake; het zijn eenvoudig industrieproducten, aaneengelapt voor een revueschouwburg-in-de-verte. Terwijl de geluidsflim inderdaad groote kansen heeft, wanneer men er een ernstig gebruik van maakt, is de talkie een onding, juist door zijn monotone imitatie. De talkie is bovendien nog vervelend als vermaak en zal, hopen wij, daardoor ook het applaus van zijn aanvankelijke bewonderaars spoedig zien afnemen. Tenzij de ondergang van het avondland nu werkelijk een voldongen feit is geworden...

Alle waarden: close up, montage, actie, worden hier opnieuw mishandeld en gedegradeerd tot mechanische Spielerei. Het is wel een doorslaand bewijs voor de diepte van onze ‘gemeenschapskunst’, dat men deze mishandeling en degradatie, alleen door de reclamefrasen, die eraan voorafgingen, niet slechts heeft geslikt, maar ook toegejuicht! Er was niemand, die een hand ophief tegen de curieuze machines der Western Electric, toen ‘Broadway Melodiy’ zijn première beleefde! En toch was dit de ergste hoon, de smadelijkste beleediging, die de filmkunst op haar ook verder niet gemakkelijken weg is aangedaan!

Ja, wij protesteeren in naam van de film! Maar zoo machteloos zijn we nog, dat wij onze eenige hoop op het verdwijnen van de talkie moeten baseeren niet op den regenereerenden smaak der toeschouwers, maar op de afmatting en verveling, die zich van hen zal meester maken.

MENNO TER BRAAK