L.J. Jordaan:
Paul Leni†

DE LAATSTE WAARSCHUWING

Paul Leni stierf korten tijd, nadat hij zijn film ‘De laatste Waarschuwing’ voltooid had en de titel kreeg door deze tragische omstandigheid een bijna fatale profetische beteekenis, die niet nalaat indruk te maken. Want al was zijn figuur nimmer van den eersten rang en al openbaarde zijn werk - met name zijn Amerikaansche productie - een onmiskenbaar decrescendo, toch is zijn dood als een ernstig verlies te beschouwen. Zooal niet voor de ontwikkeling eener onafhankelijke filmkunst, dan toch zeker voor het betere bioscoopprogramma.

Want in de pijnlijk monotone opeenvolging van minderwaardig werk der laatste jaren, markeerde een film van Leni nog altijd een verademing en tot op zekere hoogte een verheugenis. Met uitzondering van de verfoeilijke ‘Man die lacht’ (onverklaarbare faux-pas van dezen ernstigen werker!) kwam er niets uit zijn handen, dat niet

[p. 443]

[119]

 

belangwekkend was door artistieke trouvailles en een nobel vakmanschap in den besten zin van het woord.

Zijn geschiedenis is die van zoovele Duitsche cineasten: een korte tijd van glorie in het brillante tijdvak der Duitsche film van '19 tot '24, daarna...Amerika. Zijn beroemd ‘Wachsfiguren-kabinett’ miste den pioniersdurf en de oorspronkelijkheid van het oudere ‘Caligari’ - het was daarentegen dieper en gaver van conceptie. Meer dan Robert Wiene wist hij de sombere fantasmagorie tot een dwingende, suggestieve creatie te maken. Meer dan deze slaagde hij er in de eigenaardige acteurseigenschappen van een Veidt, een Krauss, een Wegener aan het karakter en de eenheid der film dienstbaar te maken. Meer dan deze schonk hij de overtuiging, dat achter dit bizarre griezelwerk een zoekend worstelend talent school. Men mag tegenover deze grübelnde, vreugdelooze, misschien wel pathologische mentaliteit staan zoo men wil - zij was vóór alles eerlijk en echt. Het is de Duitsche psyche - niet in haar volmaaktste en verhevenste, doch zeer zeker in een volkomen oprechte uiting. Het is de Duitsche hang naar mystiek, gelijk Leprohon zegt ‘(Le cinéma allemand’)...qui prend figure d'un fantastique désespéré qui naît dans la vie quotidienne et tend à créer un état de veritable angoisse. Une incertitude la laisse hésitante et mêlant le réel au métaphysique, assure au cinéma allemand une marque caractéristique qui est un premier indice de valeur’.

Welnu - het is ‘cette marque caractéristique’, waaraan zoowel Lang's ‘Müde Tod’ als Murnau's ‘Nosferatu’ en Wiene's ‘Caligari’, ondanks de banaliteit der idee, hun kracht en beteekenis ontleenen. Maar zooals gezegd - dan volgt het onvermijdelijke noodlottige Amerika. Met Lubitsch, Murnau en Dupont vertrekt Leni naar Hollywood en de ontreddering dezer tobbende, melancholieke naturen is volkomen. Het harde, daverende optimisme - de rustelooze, practische zin der Yankee's verwart en vernielt hun gecompliceerden, tragen gedachtengang; ontwricht hun artistieke overtuiging en bouleverseert hun solide, koppige techniek. Lubitsch' zin voor het détail wordt dienstbaar gemaakt aan vlotte society-plays - Murnau's picturale begaafdheid moet sentimentaliteiten à la ‘Sunrise’ overeind helpen - Leni's kinderlijk mysticisme tenslotte wordt neergedrukt tot het niveau der detective-story.

En zoo zien wij dan zonderlinge hybridische maaksels als ‘The Cat and the Canary’, de ‘Chineesche papegaai’ en deze ‘Laatste Waarschuwing’ aan ons oog voorbijtrekken: wonderlijke combinaties van fantastische, soms zeer fijne atmosferische stemmingssuggesties en plomp gedoe

illustratie
PAUL LENI, DIE TE HOLLYWOOD OVERLEED

van politie-knullen. Steedsen overal worstelt de kunstenaarsnatuur met het serie-fabricaat. Het verloop is dan ook in alle films hetzelfde: een prachtig en verrassend begin, waarin al de zin voor het mystieke - al de hereditaire angst van het ras zich uitleeft - en een plichtmatig vertellen van de nuchtere, plat-sensationeele feiten. Zoowel het spookhuis in ‘The Cat and the Canary’ als de tragische synthese van den Broadwayaanhef in ‘De Laatste Waarschuwing’ zouden een verbeelding van Poe's kranke, maar schoone fantasieën kunnen inleiden. Helaas - het loopt uit op geheime deuren, knokpartijen en vervolgings-acrobatiek. Amerika wil spanning en actie, met het oog op den omzet - het wil, o, gruwel! - ook ‘humor’! Het publiek wenscht op zijn tijd eens te lachen - en dus wordt deze hypochonder, die in zijn ‘Wachsfigurenkabinett’, noch in zijn ‘Volonté de Mort’ ooit last van humoristische aanvechtingen had, gedwongen een lange en een korte komiek - Watt en Half-Watt als electriciens! - in zijn angstsuggesties op te nemen.

Het is tragisch, deze ondergang van een eerlijk en sterk talent - tragischer wellicht dan het vòòrtijdig einde van een leven, dat naar menschelijke berekening, geen nieuwe artistieke perspectieven meer vermocht te openen.