Constant van Wessem:
Onze derde voorstelling

Zonder het kleine meesterwerk van Joris Ivens en M.H.K. Franken, ‘Regen’, zou dit derde programma geen erge stijging boven het voorgaande hebben beteekend.

Ik althans zie in ‘Voici Paris’, ondanks de medewerking van verscheidene Fransche cineasten, waaronder zelfs René Clair's naam voorkomt, al heel weinig wat de vertooning er van op een Liga-programma rechtvaardigt. De tijden, dat de liefhebbers van ‘Parijs in vijf dagen’ door de film hun herinneringen aan die stad nog eens wilden opfrisschen, (zelfs met het liftje omhoog door den Eifeltoren, dat geknipt is uit de in haar geheel zooveel suggestievere Eifeltorenbestijging van René Clair, is niet vergeten!) zijn toch wel een beetje voorbij, dunkt me.

En de film van Jean Epstein, ‘Glace à trois faces’...Jean Epstein was omstreeks '20 een man van beteekenis bij de eerste ‘ontdekking’ van de film. Deze in Frankrijk studeerende Pool, die van philosoof tot daadwerkelijk cinaest overging, speelde toen zijn rol. Maar de film zelf achterhaalde hem te snel, en deze film, waarmee hij thans op onze Liga-programma's geintroduceerd werd, geeft ons zeker niet den indruk, dat Epstein zijn achterstand bezig is in te halen. Men kan bij deze film spreken van ‘mooie opnamen’. Maar het verhaaltje, zooals dat verfilmd werd, brrr...En zonder het verhaaltje zou deze film zelf heelemaal niets wezen. Wat hem al reeds in alle opzichten ver oordeelt. De fluiters op de Amsterdamsche

[p. 499]

[37]

 

voorstelling leken mij inderdaad meer gelijk te hebben dan de applaudiseerders.

Maar ‘Regen’ redde het programma.

Wanneer is een film geslaagd te noemen?

Zoodra hij zijn impressie volkomen heeft bereikt. Joris Ivens en M.H.K. Franken die samen de film ‘Regen’ maakten, slaagden hierin mijns inziens volkomen. Dit is de regen, zooals die neerslag vindt in een Hollandsche stad, in een Hollandsch gemoed. Zoo ervaren wij Hollanders den regen: niet als een grandioze wolkbreuk, als een tornado van water, als een indische overstrooming, maar als dat kleine, druilerige, pieterige plas-plas-plas, dat wij vanuit een dakkamertje in den goot zien druppelen. Zoo behoort hij bij onze atmosfeer, bij ons Hollandsch klimaat, bij de Hollandsche kleinsteedschheid zelfs van onze groote steden. Een weinig emotioneerende gebeurtenis. Maar om filosofisch te beloeren, te bekijken en glimlachend waar te nemen. De lucht betrekt, het licht wordt ‘valsch’, het begint te waaien en dat kalme gestippel en gekring in het water der grachten kondigt aan: het regent weer eens. Er komen steeds meer druppels, zij vallen dichter naast elkaar, paraplues en kragen worden opgezet, dakvenstertjes gaan dicht, het asphalt wordt langzaam aan een spiegel van slecht, hobbelig glas: dat is de sensatie van den regen in een Hollandsche stad. Dat het karakter van den Hollandschen regen zoo goed door de beide Hollandsche cineasten, die de film vervaardigden, is waargenomen, en zoo suggestief door de details is vast gelegd, d.w.z. dat de Hollandsche regen tevens zoo Hollandsch is bekeken, vind ik de zeer groote verdienste, die voor mijn gevoel, deze film tot een klein meesterwerk maakt en waarvoor kleine compositorische fouten (zooals in het gerekte laatste gedeelte vooral een te veel aan ‘pittoreske’ kijkjes) geheel op den achtergrond raken. Men heeft Ivens in zijn kijk een bij uitstek Hollandsch voelend cineast genoemd en hij heeft dat bevestigd in deze volkomen bereiking ‘Regen’, dat een gedicht kon heeten ‘hoe saai het was en hoe boelend tevens’.

EISENSTEIN IN ONS LAND