[p. 584]

Scottish Terrier in een Koffiehuis

 
Hij zit zoo rustig in het koffiehuis
 
Op 't smalle bankje lusteloos te geeuwen,
 
Als een die, overal en nergens thuis,
 
Tevreden is, tot aan het eind der eeuwen,
 
 
 
Met 't leven dat hem nimmer heeft bedrogen.
 
Zijn blijdschap spreekt uit 't kwisplen van zijn staart
 
En gansch de vriendschap van zijn listige oogen
 
Groeit tot een glimlach in zijn ruigen baard.
 
 
 
Hij werd als ik in 't Paradijs geschapen
 
In wilden staat en ligt voor zijn plezier
 
Thans in dit zeer voornaam café te slapen...
 
 
 
Een eender lot? Neen, wat men ook vertelle,
 
Ik ben beschaafd en dit onmondig dier
 
Kan voor zichzelf niet eens een glas bestellen.

Jan van Nijlen