[p. 585]
Circuslicht
'k Zie elken avond aan den hemel branden
Den gloed van 't circus en ik ben verblind
Door 't lokkend licht, ginds in de lage
landen.
't Is of in droom het leven herbegint,
Of ik weer kind ben en nog weer verlang
Naar 't lieve spel van clowns en acrobaten,
Naar wigwam, vredespijp en boomerang
En naar den strijd van cowboys of piraten.
Dit teeder licht verheldert de atmosfeer:
Morgen wellicht ontluiken de eerste blaren
En bouwen weer de vogels aan hun nest.
En ik begrijp, thans deftige meneer,
Hoe het geluk van de verloren jaren
Het eenigste is wat mij ten slotte rest.
Jan van Nijlen