[p. 741]
De Minnaar
Gaf hem haar woord, maar heeft hem diep
bedrogen.
Achter het mom van haar beheerschte rust
Speelde een dieper en voldragen lust,
Tot in het lichten van haar felle oogen.
Hij heeft haar mateloos en grof bespogen
In eerste opwelling, den slag bewust,
Dien zij hem toebracht in volslagen rust,
Waar alle zekerheden zwaarder wogen.
Is dan gebleven in een vreemden strijd
Tusschen haar lichaam en de schoone logen,
In al haar naaktheid voor hem afgewogen.
Heeft haar vervloekt maar haar gesmeekt, dat
spijt
Haar dank zou zijn voor zijn gering verwijt
En alle onmacht van zijn eerlijk pogen.
M.B. Frenkel