[p. 459]
Coccinella
Ik weet niet welke onzichtbre hand,
op dezen lenteavond,
u neergezet heeft op den rand
van 't blad, waarover dravend
mijn penne krast, maar half bewust,
irrelevante dingen,
wijl in mijn harte zonder rust
onzegbre zorgen wringen.
Zijt gij een zwijgende afgezant,
o kleine coccinella,
uit 't zonnig en welriekend land,
het schoone Isola Bella?
Of komt gij uit nog schooner droom,
beestje van Lieve-Vrouwe?
'k Zal al den tijd dat gij zoo vroom
blijft zitten op mijn mouwe
berustend zijn en half getroost
van treurnis ongemeten,
om een gelaat dat, onverpoosd,
mij jaren heeft bezeten.
Karel Leroux