[p. 458]
In Memoriam
Ik tel de jaren niet die zijn voorbij
gegaan,
want sedert uwe dood gebeurde er niets,
dat ik onthouden moet.
Ik deed mijn werk en zweeg, ik heb mijn werk
gedaan,
trouw en zorgvuldig, met liefde en moed;
gij weet hoe ik mij vroeger aan de dingen
gaf,
zoo doe ik nog, nu gij alleen van mij,
nog niet vergeten zijt,
diep in uw graf.
Zoo doe ik nog, en wacht op niets en niemand
meer,
ik ga en kom, en mijne oogen zien,
hoe dat de aarde groent en 't groen
vergeelt.
Nog dertig, veertig jaar misschien,
ervaar ik hier, hoe 't leven zelf verveelt,
en hoe verkilt zijn wilde gloed,
als men het niemand geven moet,
als het zich zelf gelijk een rozelaar
niet verder teelt.
Miljoenen jaar na u en mij,
draait de aarde ongewijzigd rond haar as;
doch eer ik even lang als gij
gestorven ben,
is uitgevaagd dat ik ééns was,
en dat wij ooit te zamen wilden wezen,
lijk licht en vuur, lijk vuur en asch.
André Demedts