[p. 840]
Stad bij Avond
Men noemt het stad. Het is een visioen
Van natte asphaltstraten en plantsoen
En een gevangenis voor wie het wagen,
Te breken met hun wetten van fatsoen.
Men noemt het stad en doet er daags zijn
plicht
En met een nette lach op zijn gezicht
Spant ieder er zijn listen en zijn lagen.
En als men tijd heeft schrijft men een
gedicht.
Reinold Kuipers