[p. 839]
Mijn Schedel
Ziet gij die schedel daar in 't maanlicht
blinken?
Toen ik nog leefde liet ik deze schedel
zinken.
Het is mijn schedel wel, het moet mijn schedel
wezen:
Toen ik nog leefde zat ik veel te veel te
lezen.
Ik pak de schedel aan, ik kan hem niet meer
tillen,
Die weer te dragen nu, dat zou ik heusch niet
willen.
Ik laat de schedel los, wat smerig zijn mijn
handen!
't Is het vergane stof van
schedelingewanden.
Reinold Kuipers