[p. 30]

Boekbespreking

Geertruid van Helfta door M. Molenaar M.S.C. met 8 houtsneden door Joan Collette. Van Munster's Uitgevers. Mij. Amsterdam.

Pater Molenaar schrijft in de ‘Verklaring’ aan 't eind van dit heerlike boek: ‘Heel m'n aandacht moest vanzelf gaan tot Geertruids inwendigheid.

God heeft dit heilige-leven haast van alle uiterlike merkwaardigheden ontdaan: jaartallen en datums zijn lang niet zeker, we weten niet eens, waar ze vandaan kwam: en vanaf haar eerste bewuste jaren tot aan haar dood woonde ze in 't zelfde klooster: de bekentenis van deze vrouw ligt in haar inwendigheid.

Ik heb Gods voelbare bedoeling met Geertruid godvruchtig willen eerbiedigen: ik heb me daarom gewaagd aan 'n zielsbeschrijving, niet aan 't geen men gewoon is te noemen: 'n levensbeschrijving.’

‘Mij was 't te doen om de intieme Geertruid, om 't geheel persoonlik levensgezicht van deze duitse vrouw, zooals ik 't sterk en duidelik mocht waarnemen bij de urenlange, eerbiedige en liefdevolle lezing van haar geschrift. Dat inzicht los van 't oogenblikkelike en uitwendige, in z'n groei - die niet zonder moeite geschiedde - in z'n rijke psychiese uitbloei, voortdurend verhelderd door Jezus' zeldzame bezorgdheden, die zich herhaalde malen gaf in vizioen en voelbare tegenwoordigheden: dat inzicht moeten m'n broeders en zusters duidelik zien in dezen tijd, die voor de meesten van ons zo gevaarlik is, omdat hij ons waardegevoel vervalst, en onze waardering vooral heenvoert naar uitwendige verrichtingen, naar sensationele voorvallen, naar kleurige en opspraakmakende zichtbaarheden.

Meer dan ooit hebben we 'n sympathiek en krachtig mens nodig, die ons leert in te keren tot ons zelf - de evangeliese terug-getogenheid -, de stille diepten aan te durven van onze eigene ziel, en in la fine pointe de l'âme - zei Frans van Sales - God te ontmoeten.

O de vrede, de zuiverheid, de rustige en krachtige werkzaamheid, wanneer dit geschiedt.’

 

Het ontbreken van uiterlike merkwaardigheden, het weglaten van de historiese gebeurtenissen, in de ‘Verklaring’ genoemd, hebben deze zielsbeschrijving gelukkig gevrijwaard voor de dorre wetenschappelikheid, waaraan zo vaak de beste levensbeschrijvingen van Heiligen lijden als reaksie op de onverantwoordelike sprookjesvertellingen, die vroeger onder de naam van Heiligenlevens verschenen. Met diepspeurende, vrome aandacht volgde pater Molenaar 't stijgend ontbloeien dezer sterke ziel. Hij sloot àlle uiterlikheid buiten, om niets anders te zien als het wonderbaar, boeiend groeien naar God. Als een scherp-tastend psycholoog voelde hij de fijnste bewegingen in dit verborgen vrouwenleven, maar tegelijk behield hij de zalige verwondering van 'n kind. En zó heeft de geschiedenis van deze Liefde tussen God en de ziel, de schrijver biddend vervuld, dat hij, in sobere gemoedsvolle taal dit rijke boek aan ons kon schenken. De gevoels-overladenheid van sommige gedeelten uit ‘In Koele Schaduw’ is in dit werk verdwenen voor 'n klare, afgewogen, bewogen stijl, die diepten opent. Telkens ben je gedwongen tot mediteerend herlezen van 'n passage, die je niet meer vergeet, omdat je er veel in ontving.

Dit boek is 'n vreugde, die niemand zich mag onthouden, 'n vreugde, waarvoor we pater Molenaar van harte dankbaar zijn. De houtsneden van Joan Collette echter ontsieren meer dan dat ze versieren. Vooral die van den omslag vertoont, vergroot, de zwakke zijde van de moderne houtsnede.

H.K.

[p. 31]

Erts. Almanak 1926. S.L. van Looy.

Je bladert, ziet de portretten, leest wat, bladert weer en je zakt van 'n eerste belangstelling algauw in verveling, die bij 'n almanak past. Het register maakt je triestig door de geestigheid van Chasalle en Greshoff, en doet glimlachen om 't woord ‘Jong-Katholiek’. De leden dezer nieuwe secte blijken te zijn: Gerard en Henri Bruing, Anton v. Duinkerken en Jan Engelman; de laatste zelfs één der leiders. (Hij verzoekt hier echter aanteekening, dat hij volkomen zonder schuld is).

Meerdere medewerkers behielden in hun bijdragen de hoogte van hun ander werk; slechts enkelen bleven daar beneden: zij geven aan ‘Erts’ waarde door enkele bladzijden poezie of proza. Want 't grootste deel van dit werk is tegenstrijdig aan de mededeling van de samenstellers: ‘Van zo goed als alle letterkundigen, wien de voortgang der laatste jaren niet onverschiliig is gebleven, hebben wij medewerking mogen verkrijgen.’ Tot 't beste van deze bundel horen de bekende verzen van Gijsen en ‘In Memoriam Patris’ van Werumeus Buning; met deze diepe regels:

 
‘Uit een leven droefgeestig en doelloos
 
en een sterven zonder troost
 
is die ziel heengevaren
 
verschrikt en hopeloos.
 
Het lichaam is gebleven
 
verstard in zijnen nood
 
afkeerig van het leven
 
en niet gereed ten dood;
 
geminacht door eigen vreezen
 
wrevelig heengegaan
 
van leven niet genezen
 
en den dood niet toegedaan’.

't Is niet te doen, al 't hier bijeen gebundelde werk te bespreken; van sommige medewerkers blijkt 't portret 't voornaamste (Waarom ontbreken juist die van A. Roland Holst, Nijhoff, Bloem, Gossaert en van Eyck?). De keuze van medewerkers lijkt ons niet overal juist. Maar er komen andere jaren. Als Almanak geeft dit boekje echter 'n behoorlik duidelik overzicht van wat er leeft (of niet natuurlik) in de schrijvers der laatste jaren.

H.K.

C.A. Terburg O.P. Het Innerlijke Leven. De Gemeenschap. Utrecht.

Onverbiddelik wordt in deze korte, scherpe beschouwingen het leven gegrepen in de kern, ontdaan van alle schijn, die onze gemakzucht bevredigt en ons sust in 'n genoeglike zelfoverschatting. Dit boekje slaat met 'n gezonde pijn, om al de nietswaardige bijkomstigheden, waaronder we ons leven dageliks opnieuw begraven. Onontkoombaar dwingt 't de aandacht op 't éne noodzakelike; 't is niets anders dan 'n antwoord op de eerste catechismusvraag: Waartoe zijn zijn we op aarde? Maar 'n antwoord zonder transigeren, star en vlammend. Geen vage humaniteit en géén fuwelen etiek; geen broederschapsroes en geen nivelleringsideaal. Enkel: de volledige overgave aan God en de oneindige mildheden Zijner Liefde.

Dit boekje richt zich niet tot 'n bepaalde klasse: het werd niet voor intellektueelen geschreven, het wil aan iedereen voorhouden de ellende van deze wereld en de ellende van ieder onzer. En met 'n hartstochtelijke felheid wijst het de Redding: ‘Niemand kan een ander fundament leggen buiten dat, wat gelegd is: namelik Christus Jezus. De eenige mogelikheid om te komen tot een vereeniging van alle menschen ligt in het dogma der Katholieke Kerk: ik belijd één Doopsel, want het is dezelfde God, Dien wij in het Doopsel aanvaarden met verstand en wil, in algeheele overgave; hetzelfde ideaal, waarnaar wij streven: het bezit van dien God; dezelfde middelen, welke wij gebruiken: Zijn genaden, ons middellijk en onmiddellijk gegeven. Hij trekt ons allen, en allen willen wij loopen in den geur Zijner balsems. Wij jagen dan niet meer achter geld of roem: de eegeerlijkheid is de wortel van alle kwaad, en wij willen slechts het Goddelijk Goed:

[p. 32]

Velen zijn wij dan één lichaam geworden. Dat Lichaam is bovennatuurlijk: het wordt doorstroomd door Gods genade, de deelname aan de Goddelijke Natuur. Wij leven in dat Lichaam van éénen Geest en worden verbonden door één Hoofd: Christus, opdat er in dat Lichaam geen scheuring zij.’ (blz. 88).

Er gaat 'n mannelike kracht van deze overwegingen uit. Wie angstig is voor die kracht, moet dit boekje niet lezen, want wie wèl leest, ontkomt niet aan de harde een-voud, die één richting kent en daardoor de wereld in alles tegenspreekt en geen compromis duldt.

H.K.

Piet Kerstens. De Katholieke literatuur sinds de Hervorming. Van Munster's Uitgevers Mij. Amsterdam.

In de Voorrede staat te lezen: ‘De bedoeling is, dat het werkje bij eventueele herdrukken telkens bijgewerkt zal worden’. Dat wil dus zeggen, dat deze waslijst in de loop der jaren met verlengstukken zal worden voorzien, waarop iedere naam 'n plaatsje vindt. ‘Omgewerkt’ hoeft 't boekje niet te worden: er is niet veel kans, dat er iets goeds te voorschijn komt. Namen-reeksen, afgewisseld met slordige praatjes, zonder diep en samenvattend inzicht, maken dit boekje onaanvechtbaar voor detailkritiek, Want waar is 't einde? Daarom alleen nog deze zin uit de Voorrede: ‘Waar thans met man en macht aan de Katholieke zaak gearbeid wordt. meende ik, dat er wel 'n plaatsje was voor een schets als deze.’ Toegegeven, dat de schets tamelik op z'n plaats is tussen die bekende ‘man en macht’: de schets is vrijwel waardeloos.

H.K.

Jaarlijksche boekenschouw 1925, deel VI. Het Nederlandsche Boekhuis. Tilburg

'n Nuttig boek, dat op veel hoger peil staat dan de eerste delen. Maar bij 't vluchtig inkijken valt op, van hoe verschillende waarde de recensies zijn. Bij zo'n omvangrijk werk valt geen vlekkeloosheid te eisen; toch zijn sommige besprekingen té veel ernaast (bvb. Van Gogh: Brieven aan zijn broeder) of tè oppervlakkig, dan dat ze geen schade zouden doen aan dit verzamelwerk, dat als ‘een encyclopedie van blijvende waarde’ bedoeld is.

H.K.