[p. 53]

Van André Gide tot André Breton
Eenige verwante verschijnselen in de jongste Fransche litteratuur

J'écris pour qu'un adolescent, plus tard, pareil à celui que j'étais à seize ans mais plus libre, plus hardi, plus accompli, trouve ici réponse à son interrogation palpitante. Mais quelle sera su question?
Je n'ai pas grand contact avec l'époque et les jeux de mes contemporains ne m'ont jamais beaucoup diverti. Je me penche par-delà le présent. Je passe outre. Je pressens un temps où l'on ne comprendra plus qu'à peine ce qui nous paraît vital aujourd' hui.
Je rêve à de nouvelles harmonies. Un art des mots, plus subtil et plus franc; sans rhétorique; et qui ne cherche à rien prouver.
Ah! qui délivrera notre esprit des lourdes chaînes de la logique? Ma plus sincère émotion, dès que je l'exprime est faussée.
La vie peut-être plus belle que ne la consentent les hommes. La sagesse n'est pas dans la raison, mais dans l'amour. Ah! j'ai vécu trop prudemment jusqu'à ce jour. Il faut être sans loi pour écouter la loi nouvelle. O délivrance! O liberté! Jusqu'où mon désir peut s'étendre, là j'irai. O toi que j'aime, viens avec moi; je te porterai jusque-là: que tu puisses plus loin encore.
ANDRE GIDE.

Je n'ai jamais rien su renoncer; et protégeant en moi, à la fois le meilleur et le pire, c'est en écartelé que j'ai vécu.
ANDRE GIDE.

I. Inleiding.

Wie met een enkel woord de karakteristiek van een deel der jongste Fransche letteren zou willen geven, vindt dat door een der woordvoerders van het Surréalisme uitgesproken over den schilder Max Ernst: een ‘panique de l'intelligence’. Daarmee toch is, behalve deze schilder, meteen het complex der verschijnselen gekenschetst, dat zich meer en meer als een samenhangend geheel van André Gide tot André Breton gaat afteekenen. En geeft men zich rekenschap van deze ontwikkeling dan vindt men als naasten voorbereider André Gide, als crisis Dada met Tristan Tzara als eenigszins luidruchtig manifestant, met Philippe Soupault en Louis Aragon als de meest karakteristieke auteurs, - in derde stadium gevolgd tenslotte door het Surréalisme als de voorloopige voltooiing in een volkomen val.

[p. 54]

Deze noodlottige ontwikkeling in eenige van haar kenmerken overschouwend, in eenige van haar tendenzen ontledend, in eenige van haar neigingen ondervragend, teekent zich den beschouwer plotseling een figuur af, waarin wij verwante kenmerken, verwante tendenzen, verwante neigingen gaan herkennen maar ditmaal grooter, trotscher, hijgender; ditmaal opgestooten tot schier gigantische proporties; ditmaal geleefd op een slagveld van zielen voor elke van wie het ging om zijn of niet-zijn en daarom zoo verhevigd geleefd, dat de litteratuur waarschijnlijk niets heeft dat daaraan gelijk komt: Dostojewski. Ofschoon geenszins getracht zal worden een samenvattend en min of meer definitief oordeel over dezen schrijver te geven zal, waar wij een oogenblik in de gelegenheid zijn den wezenlijken invloed ten booze van Dostojewski bijna handtastelijk vast te stellen, ongetwijfeld wèl deze Rus - deels althans - verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor eenige dier afwijkingen in het Europeesche denk- en gevoelsleven, welke via André Gide tot hèm teruggebracht kunnen worden. En deze afwijkingen zijn vooral de negatie van het verstand en van den wil en (in vereeniging ook met Freud's theorieën) de ontdekking van het onderbewustzijn, sinds Dostojewski en Adré Gide gevaarlijk gëxploiteerd. En al is het ongetwijfeld waar, dat Gide voorzoover hij als intermediair in dit proces optreedt, het beeld van Dostojewski heeft vervalscht of beter: verkleind - hij bekent trouwens oprecht bij voorkeur zichzelf in Dostojewski gezocht te hebben - toch is het boven allen twijfel, dat deze beide afwijkingen in het werk van den Russischen schrijver - en als integreerend deel - aanwezig zijn en door Gide rijkelijk ontgonnen werden.

Schetsmatig 'n oogenblik de negatie van het verstand in Dostojewski's werk aangevend - en 't is juist deze tendenz welke zich 't eerste uit dit werk opdringt - herinner ik er aan, dat Dostojewski van het verstand alleen het verdervende der opperste toespitsingen kent, waaraan in zijn eersten grooten roman de Raskolnikow-figuur ten onder gaat. En wanneer deze gebroken is kondigt de roman aan het slot de sfeer aan waarin de nieuwe Raskolnikow leeft en waarin het psychisch proces van de centrale figuur uit den volgenden roman zich gaat voltrekken: Indessen war er an diesem Abende nicht imstande, lange und dauernd an etwas zu denken und seine Gedanken auf einen bestimmten Gegenstand zu konzentrieren; auch hätte er jetzt keine Denkaufgabe lösen können; er konnte nur fühlen.... ganz neue Triebe begannen sich in seiner Scele hindurchzuarbeiten. Inderdaad is dit de korte samenvatting van vorst Mischkin's gesteldheid. Hij dan ook is de goede mensch. Maar van den anderen pool in Dostojewski's werk, Stawrogin uit de ‘Dämonen’, wordt uitdrukkelijk vermeld, dat hij ‘den feinsten, den erlesensten Verstand hat’, - maar

[p. 55]

werd hij juist niet voorbestemd den menschen tot een verderf te zijn? Bovendien is het verstand, behalve verderfelijk, ook inferieur en zoo zal Schatoff, die den schrijver zelf het naast verwant is, aan Stawrogin voorhouden, dat in de geschiedenis der volken het verstand altijd slechts een secondaire rol heeft gespeeld. Gekweld door den demon van het verstand, die Kiriloff naar de zelfvernietiging dreef, is het in den familie-roman der Karamazows juist Iwan, die wellicht het ondragelijkst lijdt:.... und ich lebe, wenn auch wider die Logik, want hij is het, die tot die menschen behoort: die nicht Millionen brauchen sondern das Problem lösen müssen, - en die Aljoscha's hartstochtelijke Lebensbejahung voorloopig niet begrijpen: Vor der Logik musz man das Leben lieb gewinnen.... Aljoscha en Dimitri staan in hun Lebensbejahung, waartoe de door het verstand bezetenen nimmer geraken zullen, vlak bij elkaar en op hun voorbeeld zullen wij deze redelooze, door niets getoomde leefdrift, maar beredeneerder, eerst in André Gide (Les Nourritures Terrestres), later ten deele ook onder andere invloeden in een Dada-auteur als Philippe Soupault zien opstaan. Maar op een gegeven moment zal de, wat ik zou willen noemen: redelooze Dada-leefdrift, zichzelf niet meer voldoende zijn en gekweld door den ouden onrust zal de mensch opnieuw den kooi, waarin hij zich tòch ook nu gesloten had, willen breken. Maar ditmaal zal de verachting voor verstand en rede zich noodlottig - en misschien noodgedwongen - handhaven en de machtelooze mensch gaat ditmaal, in de verwachting eener nieuwe moraal, zich keeren naar den modder dien hij in zich draagt: in het Surréalisme voltrekt zich de val van Dada, - val en straf voor de vermetele verwerping van het verstand, val en straf voor deze aantasting van de orde der natuur.

Gide heeft over de Versiloff-figuur deze karakteristiek uit Dostojewski geciteerd:

Il me (Versiloff) semble que je me partage en deux..... Oui, vraiment, je me partage en deux, et de cela j'ai véritablement peur. C'est comme si votre sosie se tenait à côté de vous. Vous-même, vous êtes intelligent et raisonnable et l'autre veut absolument commettre quelque absurdité. Soudain, vous remarquez que c'est vous-même qui voulez la commettre. Vous voulez sans le vouloir, en résistant de toutes vos forces.27

Behalve Versiloff karakteriseert deze passage meteen het Surréalisme dat uitsluitend en met verwerping van elke verstands-tusschenkomst de troebele regionen, waar deze dubbelganger van den bewusten

[p. 56]

mensch heerscht, exploreert, - regionen waarheen ook Gide's aandacht zich bijna uitsluitend toespitste.

Gide sneed zichzelf uit Dostojewski - maar hoeveel grooter was de Rus! - en profeteerde daarna de nieuwe moraal.

II. Andre Gide.

Schrijvend over Nietzsche heeft Gide opgemerkt, dat de geschriften van een wijsgeer noodwendig monotoon zijn, - immers elke tegenspraak met zichzelf moet zorgvuldig geweerd worden; iedere contradictie zal als een vergissing worden aangerekend. Zoo bouwt de geest zijn huis maar het huis sluit den geest in: géén ontsnappingen. Gide zelf - en misschien moest hij, dit schrijvend, er zich onwillig rekenschap van geven, dat dit gevaar zijn eigen werk zou bedreigen, - is aan die monotonie niet ontkomen. Want zelden - en zoo onvruchtbaar tevens - trekken meditaties over het leven zoo voortdurend op dezelfde elementen eener levensleer zich samen; zelden voelt men zoo den vermoeienden toeleg niet met zichzelf in strijd te komen en - prijzenswaardig in zekeren zin! - de beginselen dier levensleer tot hun laatste consequenties, cynisch en schijnbaar onverschrokken, te volgen. En misschien zou men geneigd zijn, die onverschrokkenheid argeloos gehéél te aanvaarden, ware het niet, dat men in die eindelooze verzekeringen ten overstaan van zichzelf28 en in de stoutmoedigheid de eigen afwijkingen aan de afwijkingen van anderen te rechtvaardigen, een kleine onzekerheid, een kleine lafheid, een kleine aarzeling vermoedt, welke - en bedenkt wàt daaraan voorafging en hoe schijnbaar onbewogen en vermetel deze levensleer zich ten einde bouwt, - op 't onverwacht in een vluchtigen maar ongemaskeerden twijfel zich bloot geven: even groeft een verholen pijn zich langs dit gelaat: Je ne sais point si je réclamais la vie, avant d'être.... - en de zin voltooit zich met den imperatief, welken Gide door heel zijn werk paraphraseert, naar alle richtingen verlengt en d'une folie très méditée29 (zóó bekent hij, werd een zijner boeken geschreven) tot demonische raffinementen zal exalteeren: mais à présent que je vis,

[p. 57]

tout m'est dû.30 Stilzwijgend rechtvaardigen zich in dezen imperatief de beide karakteristiek Gidiaansche afwijkingen, welke Gide tot in zijn jongste geschriften zal cultiveeren en die later de noodlottige stimulans in het werk van een aantal jongere Fransche schrijvers geworden zijn: een binnenwaarts gerichte, onverzadigbare nieuwsgierigheid - Lafcadio laat hij spreken van den ‘démon de la curiosité’,31 - welke op haar beurt een in aandrift onberedeneerde onrust verwekt. Deze nieuwsgierigheid en deze onrust - hoe scherpen zij elkander aan, - zijn de innerlijke beweegkrachten van wat men noemen kan: Gide's levensleer.

Geeft men zich van Lafcadio's wezen rekenschap, dan vindt men aan het begin zijner troebele corruptie een zichzelve zeer bewuste maar overigens ijdele en spelende nieuwsgierigheid naar die schemerende gebieden van het eigen Ik, waar de donkere mogelijkheden voor de uiterste raffinementen der zonde latent en dreigend aanwezig zijn; een vermetele nieuwsgierigheid naar den modder, welke iedere menschelijkheid kàn vertroebelen maar een vermetelheid welke zeer klein is en eer hun booze caricatuur dan verwant aan de groote vermetelen: Raskolnikow, Dmitri Karamazow, Stawrogin. Mogen zij de groote roofdieren zijn, koningen waarachtig der woestijn, wier schreeuw ongelaafd zich schroeit aan het heete zand, - Lafcadio is het klein en stinkend roofdiertje, dat zich onverhoeds op het leven heeft vastgezogen.

Gide, die in zijn Dostojewski-boek over ‘les paysages intérieures de la psychologie’32 spreekt, geeft de theorie van Carey boven die van Ricardo den voorkeur om haar vervolgens als beginsel zijner psychologie te hanteeren. Leert Ricardo dat de vruchtbaarste gronden het eerst in cultuur gebracht worden, die van Carey leert dat de mensch pas het laatst en eerst nadat alle andere gronden in cultuur gebracht zijn, van hen bezit neemt en Gide deze economische wet als psychologische gebruikend, zet de dorre taal van den staathuishoudkundige in de zijne om als hij vraagt: wat zijn die vruchtbare gronden? -: Forêts luxuriantes et ténébreuses, où l'enchevêtrement des ramures fatigue la marche du pionnier; terres peuplées d'animaux sournois et féroces; terres marécageuses, mouvantes, aux exhalaisons délétères.... ces terres inespérérement fécondes sont les dernières exploitées. Longtemps l'homme reculera devant les dangers et les fièvres des terres basses; longtemps, de plus d'un lac Strymphale, les rives incertaines attendront en vain leurs héros....33

[p. 58]

Na Dostojewski34, den eenige - zooals hij verzekert - die hem inzake psychologie iets vermocht te leeren, moet Baudelaire hem een pionier naar deze ‘paysages intérieurs’ geweest zijn. Van hem toch, - maar men zij er op verdacht ,dat Gide, speurend naar zijn eigen afwijkingen, elk beeld verkleint naar het beeld van zichzelf, - zal hij in 1917 in een voorrede op de Fleurs du Mal schrijven:

On vient nous répéter souvent qu'il n'y a rien de nouveau dans l'homme. Peut-être; mais tout ce qu'il y a dans l'homme on ne l'a sans doute pas découvert. Oui, je me persuade avec tremblement que bien des trouvailles restent à faire, et que les cadres de l'ancienne psychologie, d'après lesquels nous jugeons, pensons, agissons même, avons agi jusqu'à ce jour, paraîtront bientôt plus artificiels et perimés que les cadres de l'ancienne chimie depuis la découverte du radium. Si maintenant les chimistes en viennent à nous parler de la décomposition des corps simples, comment ne serions-nous pas tentés, ‘nous autres psychologues’ d'envisager la décomposition des sentiments simples? Ce qui permet de croire aux sentiments simples, c'est une façon simple de considérez les sentiments.
Qu'il existe - en regard de cette force de cohésion qui maintient l'individu conséquént avec soi-même, et par quoi, comme disait Spinoza, ‘l'individu tend à perséverér dans son être’ - une autre force, centrifuge et désagrégente, par quot l'indivudu tende a se diviser, a se dissocier, a se risquer, a se jouer, a se perdre..., je n'irai pas jusqu'à dire que Baudelaire l'ait aussi nettement pressenti que Dostoievsky, par exemple; mais je ne lis pas sans un frisson de reconnaissance et d'effroi ces quelques phrases de son journal intime: ‘Le goût de la concentration productive doit remplacer, chez un homme mûr le goût de la déperdition’, - ou encore: ‘de la vaporisation et de la centralisation du moi. Tout est là’, - ou encore: ‘Il y a dans tout homme, à toute heure, deux postulations simultanées (tout l'interêt de la phrase est dans ce mot): l'une vers Dieu, l'autre vers Satan’. - Ne sont-ce pas là des traces de ce radium infiniment précieux, au contact de quoi les anciennes theories, lois, conventions et prétentions de l'âme, toutes, se volatilisent?
Je n'affirmerai pas que les trois parcelles que je viens d'isoler sont les seules de son oeuvre en prose; du moins peut-on dire que son oeuvre poétique entière en reste perceptiblement impressionée.35.

Hoe deze vermetele verwachtingen reeds een noodlottigen resonans vonden, begrijpt men uit de verwachtingen van hen, die sindsdien - gedreven wel door denzelfden ‘demon de la curiosité’ - de door Gide gebaande wegen verder gingen:

[p. 59]

...j'aimerais savoir comment seront juges les premiers actes délictueux dont le caractère surrealiste ne pourra faire aucun doute... Il faudra bien alors qu'une morale nouvelle se substitue à la morale en cours, cause de tous nos maux.36

Mag Gide levenslang zoo noodlottig gefascineerd zijn door Dostojewski, dan is dat deels en niet het minst omdat hij meende in hem ‘cette sorte de mystérieux renversement des valeurs’37 gevonden te hebben en ten andere een bevestiging van zichzelf, voorzoover hij de cultiveering van ‘la vie intime’ boven de verhouding van mensch tot mensch stelt en juist daarin - zoo oordeelt hij bij het eeuwfeest van den Rus - is de grootheid van Dostojewski gelegen. De diepste waarheden toch, die de menschheid van hem zal leeren, liggen in de psychologische orde ‘.... et j'ajoute que, dans ce domaine les idées qu'il soulève restent le plus souvent à l'état de problèmes, à l'état de questions. Il ne cherche point tant une solution qu'un exposé, - qu'un exposé de ces questions précisément qui, parce qu'elles sont extrêmement complexes et qu'elles se mêlent et s'entrecroisent, demeurent le plus souvent à l'état trouble.’38

Hem, die bepeinst hoe in het Westen de nieuwsgierigheid een domein is, dat slechts aan de vrouw voorbehouden bleef, treft in de Duizend-en-een-Nacht ‘une inlassable curiosité’39 en na den zelfmoord van Maurice Léon zal hij geïnteresseerd noteeren: nulle cause extérieure à son suicide, nulle maladie, nulle intrigue, nulle complicité d'amour...40 - alzoo de befaamde ‘action gratuite’, welke hij twaalf jaar nadien in Lafcadio verwerkelijkt als resultaat dier binnenwaarts gerichte en voor elke afwijking gevoelige nieuwsgierigheid, die hem over Barrès' ‘Déracinés’ deed schrijven, dat indien Racadot Lotharingen niet verlaten had, deze nimmer een moord zou hebben bedreven maar dat dàn ook Racadot hèm, Gide, niet zou geïnteresseerd hebben. Datzelfde jaar - want de giftige folie très méditée van dezen mensch deinst niet terug voor een cynische oprechtheid, - datzelfde jaar bekent hij Nathanaël:

Hérétique entre les hérétiques, toujours m'attirérent les opinions écartées, les extrêmes détours des pensées, les divergenees. Chaque esprit ne m'intéressait que par ce qui le faisait différer des autres.41

[p. 60]

Ziedaar ook Lafcadio,42 wiens nieuwsgierigheid zich 't eerst openbaart in de kleine overweging, dat niets zich zoo voltrekt als aanvankelijk verwacht wordt; het fascineerend gevaar van het avontuur verschuilt zich prikkelend in dit onberekenbare. Want tusschen het berekende resultaat der daad en het werkelijke resultaat, schuift zich verleidelijk ‘un petit laps par où l'imprévu se fait jour’. En voor Lafcadio, die zich de Schepping verklaard heeft als: dat álles zij, wat zijn kàn, wordt dit onvoorziene de prikkel zijner daad: amoureux de ce qui pourrait être.... En - alléén met 'n passagier in een coupé van den avondtrein naar Rome, - verscherpt deze nieuwsgierigheid zich zoo, dat zij zich een uitweg boren moet; de schrikkelijke ‘démon de la curiosité’ is gewekt en drijft zich snel naar dat uiterste, waar zijn duistere luciditeit blindelings de meeste mogelijkheden vermoedt, - een moord. Zonder overhaasting, - want aviver son désir is een der maximen van de Gidiaansche levensleer, - berekent Lafcadio: ‘Là, sous ma main, cette double fermeture - tandis qu'il (de reiziger) est distrait et regarde au loin devant lui - joue, ma foi! plus aisément encore qu'on eût cru. Si je puis compter jusqu'à douze, sans me presser, avant de voir dans la campagne quelque feu, le tapir est sauvé. Je commence: Une, deux, trois, quatre. (lentement! lentement!) cinq, six, sept, huit, neuf.... Dix, un feu!.... Eén druk op den portierknop en Lafcadio stoot den reiziger uit den voortsnellenden trein. Méér dan de nieuwsgierigheid hoe de justitie het probleem eener ongemotiveerde misdaad zal oplossen - déze overweging heeft hij slechts spelend gehad, - dreef de nieuwsgierigheid naar zichzelf, Lafcadio tot deze daad: Ce n'est pas tant des événements que j'ai curiosité, que de moi-même, - overwoog hij even tevoren. Géén misdadiger echter acht hij zich, veeleer een avonturier: mot aussi souple que son castor et dont il pouvait relever les bords à son gré. Zooals zijn daad geen motief van buiten als prikkel heeft (louter toch curiosité), zoo kent zij ook geen berouw als reactie; hoogstens zou men een mogelijke onhandigheid, een tekort aan élégance betreuren kunnen. En waarmee men zich later ten overstaan van anderen en van zichzelf rechtvaardigt, beperkt zich tot dit: ik heb het zeer snel gedaan, toen ik lust had het te doen.43

[p. 61]

Hoe ver Lafcadio en Gide elkaar verwant zijn en hoezeer gene de Gidiaansche levensleer verkondigt, hebben zij zich niet geheel met elkaar vereenzelvigd. Want dieper dan tot Lafcadio heeft Gide in de verste en ignobelste zijner afwijkingen zich tot Protos bekend, - tot Protos die als een verderfengel tusschen de menschen is: het kwade uitzaaiend, de duisternissen in elke ziel oproepend, de fascineerende ‘détours des pensées’ arglistig prikkelend:

- Si je vous entends bien, Protos a eu sur vous de l'influence.
- Peut-être. Il m'impose. A vrai dire, je n'ai eu avec lui qu'une seule conversation intime; mais elle fut pour moi si persuasive que le lendemain je m'enfuis de la pension...44

Maar later! later wanneer Lafcadio den moord bedreven heeft zal Protos plotseling voor hem staan en schaamteloos bekennen: Je n'agis pas: je fais agir. Lafcadio heeft de gedachte in de daad voltooid maar de daad is keuze en elke keuze - Gide heeft het Nathanaël, aan wien de Nourritures Terrestres gericht zijn, geleerd: - elke keuze is schrikwekkend want altijd impliceert zij een afstand van al het andere; wie zich in een keuze fixeert beperkt zich, sluit uit en niets worde uitgesloten! want al het uitgeslotene is verkieslijk boven het eene waaraan men zich bond. Hier denkt Gide's levensleer, vervreemd van elke beperking, zich ten einde: de daad limiteert datgene wat men zou kunnen doen. En logisch vindt men uit de Protos en Lafcadio-figuren het laatste woord: wie de zelfbeperking in de daad ducht, - hem blijft, indien hij den demon der nieuwsgierigheid niet weerstaan kan, slechts dit eene: niet zelve te handelen, maar te doen handelen.

Van deze zelf-beveiliging geeft Gide het schaamteloos getuigenis als hij zijn ontmoeting met een uit de gevangenis ontslagen Duitscher verhaalt45 en deze hem bekent:

...de seulement étendre mon bras, j'éprouve plus de joie qu'à ècrire le plus beau livre du monde. L'action, c'est cela que je veux; oui, l'action la plus intense... intense... jusqu'au meurtre...
Long silence.

[p. 62]

- Non, dis-je enfin, désireux de bien prendre position, l'action ne m'intéresse point tant par la sensation qu'elle me donne que par ses suites, son retentissement. Voilà pourquoi, si elle m'intéresse passionnément, je crois qu'elle m'intéresse davantage encore commise par un autre. J'ai peur, comprenez mol, de m'y compromettre. Je veux dire: de limiter par ce que je fais, ce que je pourrais faire. De penser que parce que j'ai fait ceci, je ne pourrai plus faire cela, voilà qui me devient intolérable. J'aime mieux faire agir que d'agir.46

Maar wij verstaan nu, waarom Anthime Armand Dubois, ‘céde à un maniaque besoin de blasphéme’47 in tegenwoordigheid van een kind en wij verstaan het gesprek van den Verloren Zoon met zijn jongsten broer, indien Gide niet al reeds in de Nourritures Terrestres bekend had:

Parfois, invicible de nuit, je suis resté penché vers une vitre, à longtemps regarder la coutume d'une maison. Le père était là, près de la lampe; la mère cousait; la place d'un aïeul restait vide; un enfant, près du père, travaillait; - et mon coeur se gonfla du désir de l'emmener avec moi sur les routes
Le lendemain je le revis, comme il sortait de l'école; le surlendemain je lui parlai; - quatre jours après il quitta tout pour me suivre. - Je lui ouvris les yeux devant la splendeur de la plaine; il comprit qu'elle était ouverte pour lui. J'enseignai donc son âme à devenir plus vagabonde, - joyeuse, enfin - puis à se détacher même de moi, à connaître sa solitude.48

Door den demon eener ijdele nieuwsgierigheid tot dezen diepsten val gedreven, geeft hij zich ten overstaan van Nietzsche en Dostojewski opnieuw rekenschap van deze verdervende passie en ontdekt haar andere beweegkracht. In Nietzsche toch ervaart Gide, dat deze den modernen, atheïstischen mensch na de oude kwellende vragen: vanwaar? waarheen? wat is de dood? wat is de waarheid? een nieuwe en kwellender vraag stelt: wat kàn de mensch? waartoe is hij in staat? door Dostojewski in Kiriloff tot het zelf-vernietigend einde beantwoord, door Nietzsche in zijn Ubermensch ontkomen, door Gide zelf - en wederom d'une folie très méditée - beredeneerd: de negatie van God impliceert de volledige affirmatie van den mensch. Maar wat kán dan de mensch? waartoe is hij in staat? De angst begint daar, waar deze mensch zich niet in de daad kan bevrijden, begint daar, waar het antwoord niet onmiddellijk op de vraag kan volgen en hij ontdekken moet, dat wie dènkt zonder handelen zich vergiftigt of zooals Gide aan Blake ontleent: L'homme qui désire, mais n'agit point, engendre la pestilence49 - Nietzsche moest in waanzin sterven. God

[p. 63]

is ontkend, maar: Comment affirmer son indépendance? Ici l'angoisse commence. Tout est permis. Mais quoi? Tout! Que peut un homme?50 En evenwel de denkende mensch kán niet handelen, want elke daad zal hem een begrenzing van den geest zijn, een vergelijk, een verzwakking, - zóó kan men verstaan, wat Lafcadio even voor den moord overdacht: Qu'il y a loin, entre l'imagination et le fait. Daaraan ontkomt de denkende mensch slechts in dit: de geest handelt niet, hij doet handelen. Raskolnikow dacht èn handelde, - en hij kwam er aan om. Maar Iwan Karamazow heeft zijn aap: Smerdiakow, Stawrogin den zijne: Peter Stepanowitsch en Protos den zijne: Lafcadio: L'être intellectuel est heureux de dominer l'autre, mais tout à la fois il reste exaspéré par cet autre, qui lui présente dans son action maladroite comme une caricature de sa propre pensée.51

Van verantwoordelijkheid heeft Gide zich ontdaan, - en dit niet zoozeer in den ietwat pathetischen proloog op de Nourritures Terrestres: Et quand tu m'auras lu, jette ce livre et sors, noch in de gelijk-geaarde waarschuwing van den epiloog: Nathanaël, à présent, jette mon livre. Emancipe-t-en. Quitte moi, quitte moi.... maar veeleer daar, waar hij zich - en wederom d'une folie trés méditeé - rekenschap geeft van moraal en verantwoordelijkheid Scherp heeft hij zich het probleem der verantwoordelijkheid en zijn verhouding tot dit probleem belicht:

- ....Dois-je, en parlant, songer au plus ou moins d'écho qu'aura ma voix?
- Quand vous y songeriez?....
- Rien ne fausse autant le son de la parole. ‘Pour pouvoir penser librement, dit Renan quelque part, il faut être sur que ce que l'on écrit ne tirera pas á conséquence.
- Admirez-vous cette affirmation?
- Profondément.
- Pour moi, je n'y vois rien qu'un paradoxe. Renan tout le premier savait fort bien que ce qu'il écrit ‘tirerait à conséquence’ au contraire.
- Mais ce n'est pas pour les conséquences qu'il l'écrivait. Tout est là.
- Vous m'accordez au moins que l'oeuvre d'art, - et plus précisément l'oeuvre écrite, - peut avoir des retentissements....
- Les plus prolongés, les plus intéressants pour tous, les plus graves; j'accorde même que l'artiste les puisse entrevoir; mais incliner pour eux sa pensée, c'est lá le grand péché contre l'Esprit, celui qui ne sera jamais pardonné.
- Enfin vous vous refusez à considérer l'oeuvre d'art autrement que comme un aboutissement?
- Comme un fruit, et d'où doit sortir le futur.52

[p. 64]

Rond dezen kern heeft zich de gansche ethica en aesthetica van Gide gevormd, - hetzij hij zich korter nog formuleert dat de moraal ‘une dépendance de l'Esthétique’ is, hetzij hij in cynische oprechtheid overweegt dat den kunstenaar zijn immoraliteit slechts verweten mag worden indien deze immoraliteit vervelender mocht zijn dan de deugd, hetzij hij den eisch stelt dat de kunst tot elken prijs haar recht losbandig te zijn moet handhaven. Zijn, zichzelf zijn, volledige affirmatie der eigen persoonlijkheid, - niet ànders zijn dan naar eigen wil en willekeur en neiging op het voorbeeld gaarne der Grieken, die evenveel Goden als driften erkenden.

Nog eens: mais á présent que je vis, tout m'est dû, - niet ànders zijn, dan naar eigen wil en willekeur en neiging.

En aan Nathanaël zal geleerd worden: ga aan alles voorbij, blijf nooit en zoodra een omgeving naar onze gelijkenis is geworden: vlucht! Niets toch is den mensch gevaarlijker dan zijn familie, zijn kamer, zijn verleden en gelukkig hij, die zich aan niets op (aarde hecht, et promène une éternelle ferveur á travers les constantes mobilités’53 wat de korte formuleering van het wezen van Dada is geworden. Gehaat zij het gezin, gehaat de familie, gehaat elke plaats waar de mensch rust waant te vinden: Familles! je vous hais! foyers clos; portes renfermées; possessions jalouses du bonheur....54 en Lafcadio overweegt: En fuite, et vers un nouveau monde; quittons l'Europe en imprimant notre talon sur le sol!.. S'il est encore á Bornéo, au profond des forêts, quelque anthropopithèque attardé, lá-bas, nous irons supputer les ressources d'une possible humanité....55 Zoo stijgt het vertrek bij Gide - en later bij den meest karakteristieken auteur van Dada: Philippe Soupault, - tot een hymnische verrukking over het avontuur, het leven, het nieuwe: altijd nieuw herboren onder een nieuwen hemel temidden van vernieuwde dingen: la vue d'un train qui s'en va me cause une tristesse inexprimable, - weet Julius Baraglioul van zichzelf. En wanneer Gide een artikel tegen Barrès' ‘Déracinés’ gaat schrijven zal hij den traditionalist hartstochtelijk bewijzen willen: le déracinement peut être une école de vertu,56 - en elders zal hij vanzelf bekennen: je ne me sens vivre qu'en marchant.

Echter niet bezitten! Want niet het bezit maar het verlangen naar het bezit zij des menschen hoogste bevrediging. Nog één nuance verijlt zich deze gesteldheid: het zij zelfs geen verlangen, geen gericht en

[p. 65]

zich begrenzend verlangen ‘mais simplement une disposition à l'accueil’.

Zich verteren laten door alle hoop, door alle verwachtingen, door alle driften, - zich verteren laten door het leven!57 Dat is geluk. En zal eenmaal elk kleinste oogenblik - Gide viert den cultus van het oogenblik - een totaliteit van leven en geluk in zich besluiten, dan zal dit oogenblik sterker zijn dan de dood: het zal den dood ontkennen.

Het oogenblik zal God zijn.

Hier vindt de levensleer van Gide haar besluit: Ne distingue pas Dieu du bonheur et place tout ton bonheur dans l'instant.58 Dit mag een dier talrijke en bedriegelijke uitspraken van Gide zijn, welke hij met zoovele teksten uit de H. Schrift van uit het Katholicisme in zijn levensleer misleidend en ontwijdend transponeert. Want, - telkens waar Gide over God spreekt, - bedenkt dat hij Nathanaël gewaarschuwd heeft: il ne faut parler de Dieu que naturellement59 en dat gansch zijn werk een hymne is aan de ‘volupté’ en de ‘sensualité’, - begrippen, welke hij met geen twijfel-latende duidelijkheid heeft omschreven.60

Wat daarboven is, duwt hij willens weg:

Mais, Nathanaël, je ne veux te parler ici que des choses, - non point de L'INVISIBLE REALITE - car
.... comme ces algues merveilleuses lorsqu'on les sort de l'eau ternissent.... ainsi.... etc.61

Aldus in haar essentieele overwegingen de levensleer van André Gide. Want dat hij een levensleer heeft willen geven, dat hij zichzelf als een verlosser beschouwt van de komende geslachten en den profeet eener eindelijk bevrijde menschheid: hij mag het trouweloos en misschien lafhartig ontkennen, - dat is tenslotte weinig meer dan een zich vruchteloos onttrekken aan de laatste verantwoordelijkheid, omdat een mensch zichzelf - willens en wetens: d'une folie très méditée, immers, - in gedachten en gevoelens niet zóó perverteeren kàn of

[p. 66]

er blijft een beet in het vernield geweten. Ge hebt dien met mij gevoeld in de welhaast eenige plaats, waar hij zich in dit rampzalig werk een vluchtig moment blootgaf, en waar ik in den aanvang op wees: Je ne sais point si je réclamais la vie, avant d'être....

 

GERARD BRUNING.

 

(Wordt vervolgd).

27Dostoievsky, pag. 175. - Plon. Nourrit, Paris (c.v.m.).

28‘Les tendances les plus opposées n'ont jamais réussi à faire de moi un être tourmenté; mais perplexe - car le tourment accompagne un état dont on souhaite de sortir, et je ne souhaitais point d'échapper à ce qui mettait en vigueur toutes les virtualités de mon être; cet état de dialogue, qui, pour tant d'autres, est à peu près intolérable, devenait pour moi nécessaire’ (Morceaux Choisis, pag. 434. - Pages inédites).
29Morceaux Choisis (Editions de la Nouvelle Revue Française, 1924) pag. 14, - A propos des ‘Déracines’. (1898).
30Id. pag. 252. - Les Nouvelles Nourritures (1919).
31Les Caves du Vatican (Ed. N.R.F.). - Pag. 243.
32Dostoievsky. - Pag. 180.
33Morceaux Choisis, pag. 40-41. - La Theorie de Carey (1909).
34Met de psychologische problemen van Dostojewski heeft Gide zich vele jaren bezig gehouden. Reeds in het opstel over Nietzsche (van '98) ontleedt hij de beteekenis van Kiriloff's zelfmoord. Zijn boek over Dostojewski kan ik slechts nu en dan vermelden, maar zou een afzonderlijke studie eischen.
35Morceaux Choisis, pag. 114-115. - Préface aux ‘Fleurs du Mai’ (1917).
36André Breton, Manifeste du Surréalisme, pag. 69 (Ed. du Sagittaire, Simon Kra). Cursiveeringen hier en elders van mij.
37Dostoievsky, pag. 216.
38id. pag. 151-152.
39Morceaux Choisis, pag. 160 en v.v. - Les mille Nuits et une Nuit (1899).
40id. pag. 81. - Sincérité (1900).
41Les Nourritures Terrestres (Ed. N.R.F.) pag. 16.
42Les Caves du Vatican.
43Terloops zij hier opgemerkt, dat zonder meer geen parallel te trekken is tusschen Lafcadio en Raskolnikow, zooals Massis schijnt te doen wanneer hij zegt, dat Lafcadio ‘une transposition gidienne’ van Dostojewski's figuur is, hetgeen het vermoeden zou kunnen wekken, dat beide figuren ongeveer gelijkwaardig zijn. Wel hebben beiden een zekere mate van nieuwsgierigheid naar zichzelf gemeen maar bij Raskolnikow verbindt deze zich onmiddellijk met de vermetele Napoleontische idee, waardoor hij - met alle problemen, waardoor deze mensch intellectueel bezeten is - buiten alle proporties boven Lafcadio groeit. In Raskolnikow is de nieuwsgierigheid naar zichzelf een der neven-elementen in het psychisch proces, eerder Begleiterscheinung dan stimulans, terwijl Lafcadio er - om zoo te zeggen - van leeft, niets anders heeft. Eenzelfde zeer verre verwantschap (maar hoe vervalscht en verkleind) is er tusschen Protos en Stawrogin.
44Les Caves Vatican, pag. 94.
45Qu'est-ce qui vous a fait désirer me connaïtre?
Brusquement, dit-il, quand, dans votre Immoraliste, je suis arrivé au passage où Moktir vole une paire de ciseaux et où Michel feint de ne pas le voir et sourit.
46Morceaux Choisis, pag. 419 en v.v. - Conversation avec un Allemand quelques années avant la guerre (1919).
47Les Caves du Vatican, pag. 28.
48Nourritures Terrestres, pag. 72-73.
49Dostoievsky, pag. 231.
50id. pag. 232.
51Dostoievsky, pag. 243.
52Morceaux Choisis, pag. 30-31: Visites de l'Interviewer (1905).
53Les Nourritures Terrestres, pag 69.
54id. pag. 72.
55Les Caves du Vatican, pag. 222.
56Morceaux Choisis, pag. 142. - A propos les ‘Déracinés’ (1897).
57Je n'aime pas les hommes, j'aime ce qui les dévore, - zegt Gide's Prometheus.
58Les Nourritures Terrestres, pag. 27.
59id. pag 39.
60Ce mot (volupté) je voudrais le redire sans cesse; je le voudrais synonyme de bien être, et même qu'il suffit de dire être, simplement, - (Les Nourritures Terrestres, pag. 51).
Hieraan verwant is de ‘Sensualité’, welke bij Gide immers ‘consiste simplement à considérer comme une fin et non comme un moyen l'object présent et la minute présente’. (Pages Choisies, pag. 164).
61Les Nourritures Terrestres, pag. 134.