[p. 178]
Ik liep langs schepen...
Ik liep langs schepen met vuurroode boegen,
masten wit-toppig in de winterlucht,
zachte harmonieën van kleuren droegen
mijn ziel mee in hun stille vlucht.
Het water kabbelde groen en zilverig
en ook het asfalt was een roos van zilver licht,
mijn brandende oogen werden stil en mistig,
mijn handen verloren hun gewicht -
alsof zonder geluid of hevig scheuren
de hemel mij opnam in haar schoot,
een duive-zweven, een vanzelf-gebeuren,
zoo was, 'n stilte, 'n zilvren licht, mijn dood.
W. Hessels