Berlijnsche phaenomenen (dans)

‘Dansen op een vulkaan’ Van Anna Pavlova tot Valeska Gert

WIE na een afwezigheid van eenige jaren ergens terugkeert, verwacht verandering; hij bereidt zich voor op ontgoochelingen, die de tijd onvermijdelijk gebracht zal hebben; hij hoopt op een nieuw en onbekend leven, dat zich op de oude plaats is gaan voltrekken....

Wie in Berlijn terugkeert, vindt de oude stad terug; zonder waardeloos papiergeld weliswaar, rnaar onveranderd in haar wezenlijke trekken. Nog steeds draagt Berlijn, het oude Hohenzollernverblijf, zonder Hohenzollernverguldsel, de teekenen van een vloek; nog steeds heeft het de tragische sporen van oorlog en inflatie niet kunnen uitwisschen; nog steeds is deze huizenzee een verleden, dat zich moeilijk in het heden schikt, één groot brok negentiende eeuw zonder de werkelijke waarheid tot de twintigste. Het blijkt een zware taak het moderne leven met gratie te ondergaan, de moderne impulsen te verwerken en niet slechts als oppervlakteverschijnselen te dragen. Is dit niet het verrukkelijk geheim van het luchthartige Parijs, dat het zelfs met de zakelijkste symptomen van het Amerikanisme weet te tooveren en de ellende voor den argeloozen reiziger met een hoffelijk gebaar weet te verbergen? De atmosfeer omspoelt daar de afzonderlijke dingen en neemt ze op in één stroom van schijnlicht en schijngeluk....

Anders Berlijn. Het ontbreekt werkelijk niet aan overstelpende lichtreclames, aan gestyleerde publiciteit. De U.F.A. gaat voor met haar in electriciteit gedompelde paleizen; de groote boulevards zijn des avonds geharnast in fantastische kleuren. Maar het is, alsof dit alles te zwaar en te massief is; het licht vloeit niet samen met de architectuur; het schroeit een somberen bodem, die nog niet geleerd heeft de schrijnende tegenstellingen handig en coquet te bemantelen. Zelfs de oppervlakkige romantiek, die de parijsche armoede nog als een traditie bezit, mist men hier; nergens ziet men zooveel arrogante bontkragen en zooveel verongelukte wrakken van krantenverkoopers naast elkaar als juist hier. De sfeer is als de moderne duitsche reclameletter: brutaal, zakelijk, toch decoratief en voor alles economisch gespannen; het ‘Geschäft’ gaat voor. Het is gemakkelijk genoeg ‘ondulation permanente’ door ‘Dauerwellen’ te vertalen; maar het is minder gemakkelijk, de eeuwig-hartstochtelijke golving van Parijs op duitsch terrein over te planten. Protsigheid en ellende, negentiende en twintigste eeuw staan hier nog onverzoend naast en tegenover elkaar; de platte revue wint nog altijd veld; en Shaw's sarcastisch pessimisme vindt opnieuw een opmerkelijke belangstelling.... Nog danst hier het leven op een gevaarlijken vulkaan, maar men denkt er niet meer over na; de eenige levensmogelijkheid....

‘Dansen op een vulkaan’. Zoo mag in den meest letterlijken zin de kunst van Anna Pavlova heeten. Want in het Theater des Westens kan Berlijn nog eens de illusies van het Keizerrijk herdroomen, de sensatie van het woord: ‘russisch ballet’ proeven, de waarde van het volmaakte, spelende gebaar ondergaan.

Het is iets als ‘Schicksal’ dat de op zichzelf voorbije symboliek van Pavlova juist nu weer volle zalen en een zeldzaam spontaan enthousiasme vindt. Immers men moet zeggen, dat Pavlova noch door de originaliteit harer dansen, noch door haar stijl, maar uitsluitend door haar technisch raffinement imponeert; het is echter even zeker, dat het berlijnsche publiek er anders over denkt en in haar den glans van het ancien régime terugverlangt; misschien nauwelijks bewust, maar daarom met niet minder passie.... Het groote ballet ‘Das schlecht bewachte Mädchen’, waarin Pavlova de ‘hoofdrol’ vervult, is b.v. van een zoo provinciale leegheid, dat men zich werkelijk even moet realiseeren, dat men in.... Berlijn is ! Schillerkragen, onwaarschijnlijke boeren met houten sikkeltjes, echte kippen op het tooneel, omslachtige liefdesavonturen, waarbij men tegenwoordig allang voor den (natuurlijk goeden) afloop door een autobus is overreden, vormen de zonderlinge aanleiding tot een aantal min of meer schoone balletten, die door een genoeglijk muziekje worden begeleid. Het is bijna altijd vervelend; tot Pavlova komt en met een enkele wending het rhythme ophitst tot een zuiveren dans òm den dans. En in haar ‘Sterbender Schwan’, die niet ten onrechte beroemd is, komt dan het hoogtepunt. Dit is, ik geef het toe, misschien in wezen te veel imitatie van den zwaan en te weinig eigen conceptie; maar het is betooverend. Deze nerveuse rillingen, waarin het verzet, het steeds mattere verzet tegen den dood doortrilt, dit gebroken sterven van een hoop blanke, verwaaiende veeren, zij zijn bijna onstoffelijk licht en teeder; het is een laatste groote illusie van den romantischen dood, die in deze veramerikaniseerde tijden niet meer gestorven wordt.... Maar het publiek is opgetogen; het applaus wordt een ovatie; het wil dezen glans en deze romantiek, deze perfectie van het ballet en het verdraagt daarvoor Pavlova's gezelschap, dat een hollandsch boerendansje van het welbekende genre uitvoert en ‘Ägyptische Fresken’ vertoont, die meer aan een expositie van exotisch pluimvee doen denken. Het wil, gewelddadig, het verleden als het schoone....

Men moet Pavlova met Valeska Gert vergelijken om geheel te doorzien, op welken vulkaan deze zoete idylle eigenlijk gedanst wordt. In Valeska Gert is de dans zuiver tot parodie geworden; tot een onbeschaamde, indecente, bijna vlegelachtige, maar steeds knappe parodie op het hedendaagsche stadsleven. De beperktheid van dit periodiek talent blijkt het duidelijkst, wanneer men naar de princes in Ramuz' ‘Historie du Soldat’ ziet ver-charlestonnen; het is meer physieke psychologie,wat men hier te zien krijgt, dan lichaamsrhythme; zooals Gert trouwens zelf toegeeft, door nu en dan van den dans af te zien en in ‘gesprochene Grotesken’ ook aan de stem een aandeel in dit macabere schouwspel te geven. Wel zijn wij ver van de tijden van Otto Weininger, die de vrouw een productieve ziel meende te moeten ontzeggen; want hier heeft een vrouw haar eigen instincten tot op den bodem gepeild en omgedraaid in een vlijm-scherpe intellectueele groteske! Het is walgelijk, afzichtelijk, zooals Gert in een ‘Gruss aus dem Mumienkeller’, in een ‘Diseuse’, de rotheid van onze beschaving tentoonstelt; maar het is vóór alles.... waar.

Gert heeft men reeds eenmaal in Amsterdam kunnen zien; Pavlova zal er binnenkort komen; maar niets is interessanter, dan haar onmiddellijk na elkaar te zien. Tusschen deze twee polen is nauwelijks een verband meer te bespeuren; hier ligt de bittere scheidslijn, die de oorlog tusschen twee geslachten trok, zelfs tusschen hen, die naast elkaar leven.... Het berlijnsche publiek adoreert Pavlova; het lacht om Gert, zooals het om Charlie Chaplin lacht; het wil de romantiek als het tragische beschouwen en de tragiek als een grap. Maar zoowel de adoratie als de lach zijn ietwat valsch en gebarsten....