Ingezonden stuk over Heinz Liepmann
Spreekzaal
Zeer geachte Redactie,
Het heeft ongetwijfeld met mij velen zeer onaangenaam getroffen, dat gij, naar aanleiding van een ingezonden stuk van een ‘verontrust’ persoon, het juiste en overtuigende artikel van den heer W. A. Kramers over de zaak Liepmann feitelijk hebt gedesavoueerd, nadat gij het toch waarschijnlijk eerst hebt gelezen en geplaatst.
De algemeene sententie van den heer Kramers over de geesteloosheid der justitie zal niemand zoo interpreteeren, als zou er onder onze juristen geen intelligent mensch rondloopen; maar de redevoeringen van de heeren Muller en de Blécourt bij het proces Liepmann hebben toch zeker ten stelligste bewezen, dat het tegendeel verre van uitgesloten is. Ik stel er prijs op hier te verklaren, dat ik het artikel van den heer Kramers naar inhoud en vorm gewaardeerd heb als het juiste woord op de juiste plaats; dit laatste schijnt gij, blijkens uw desavoueerende verklaring, niet met mij eens te zijn.
Met dank voor de verleende plaatsruimte,
Den Haag, 21 Maart.
M. T. B.