[p. 29]



illustratie
De Schrijver en zijn Helper op een Koraalrif in de Caribische Zee

Te water en te land

F.A. Mitchell Hedges. De Strijd met de Reuzenvisschen. Vertaald door H.J. van Balen. - Amsterdam, Em. Querido, 1925.

DE heer Mitchell Hedges heeft enkele jaren geleden met Lady Richmond Brown een avontuurlijke reis ondernomen naar Centraal Amerika; het tweetal heeft zoowel in de wouden van Panama als in de diepten van den Oceaan merkwaardige levende wezens ontdekt en het resultaat hunner onderzoekingen in een tweetal boeken neergelegd. Lady Brown beschrijft in haar ‘Op Reis naar het Onbekende’ hoofdzakelijk den tocht te land, terwijl haar partner in dit (door den heer van Balen uitstekend vertaalde) werk den strijd met de gedrochten der tropische zeeën op een boeiende wijze voor ons doet herleven.

Omtrent het leven der zee weten wij thans veel meer dan een vijftig jaren geleden; speciale diepzee-onderzoe-kingstochten werden ondernomen, en de Vorst van Monaco heeft zich jegens de wetenschap zeer verdienstelijk gemaakt door zijn oceanografisch museum. Gedrochtelijke wezens leven daar in de zwarte diepten der wereldzee, electrisch geladen visschen voeren een strijd op leven en dood. Langzamerhand weet men zelfs op welke diepten de verschillende soorten vis schen verblijf houden. Doch omtrent de voorwereldlijke zee-monsters deden wel allerlei fantastische verhalen de rondte; ook slaagde men er zoo nu en dan wel in, een of andere reuzenvisch te vangen, doch een systematische jacht op deze monsters was tot heden niet beschreven. De schrijver heeft werkelijk een buitengewoon succes behaald, hetwelk wel in de eerste plaats te danken is aan zijn bijzondere methode, om het jacht door den gevangene te laten voortsleepen en dan, als de krachten van den visch afnemen, langzamerhand de lijn in te halen en het dier met ontplofbare kogels te dooden. Hij gebruikt zware stalen lijnen en kettingen, welke tegen de ongeloofelijke kracht dezer waterbewoners bestand bleken.

Nu denke men niet, dat het zoo eenvoudig gaat, om een grooten haai, rog of zaagvisch te vangen; veel moed, ervaring en bovenal uithoudingsvermogen wordt vereischt; aan de foto's van Mitchell Hedges kan men wel zien dat hij ‘voor geen kleintje vervaard is’. Eigenaardig is, dat elke visch een verschillende wijze van voortbeweging er op na houdt, zoodat men kan nagaan welke soort als motor dienst doet!

Zeer terecht doet de schrijver in zijn Inleiding opmerken, dat geen enkel landdier, wat vraatzucht en moordlust betreft, met den tijgerhaai bijv. vergeleken kan worden. Haaien en zaagvisschen stonden bekend als wreed en vraatzuchtig, doch de staaltjes welke men in dit boek leest van de meedoogenlooze

[p. 30]



illustratie
Lady Brown en de Schrijver met een Reuzenzaagvisch van 5700 pond

wreedheid en grenzenloozen moordlust dezer waterbewoners, grenzen aan het ongeloofelijke. De geologie en de palaeontologie hebben ons het bestaan van de reusachtige dieren der voorwereld onthuld; in de groote musea vindt men de skeletten opgesteld. Versteende haaien heeft men echter nog niet gevonden!

Wij zijn derhalve voor de kennis van de afmetingen en gewoonten der reuzenvisschen, deze overblijfselen uit een ver achter ons liggend geologisch tijdperk, aangewezen op de levende wezens, en juist deze dieren lieten zich niet dan met groote moeite vangen. Ik ben het volkomen met Mitchell Hedges eens, dat in de diepten der wereldzeeën het dierenleven meer bescherming vindt dan op de oppervlakte van het land. In de zee is het Leven geboren; vanuit de wateren der oceanen heeft het, gehoorzamend aan die mysterieuse kracht, welke wij Evolutie noemen, bezit genomen van deze planeet; meer en meer heeft de Geest, het Intellect de brute kracht verdrongen, de vormen verfijnd en de wezens vergeestelijkt, ook al moet men deze aarde tot de lagere rangen der ontzaggelijke Heelal-hierarchie rekenen.

De schrijver heeft zijn uitermate belangwekkend verhaal met een aantal mooie foto's verlucht en vertelt ons zeer interessante bijzonderheden van het leven der zeeën. Het is ook daarom een bijzonder boek, omdat men nu eens iets leest over een onderwerp, hetwelk ook voor de wetenschap nog goeddeels terra incognita is.

Hoe de vreeselijke moordzucht dezer dieren te rijmen met een Wereldbestuur? De Wereldgeest heeft zijn gedachten op een oneindig aantal wijzen belichaamd; goed en kwaad, licht en duister vervult zijn rol in het groote Levensmysterie, dat zich in de Oneindigheid van Tijd en Ruimte afspeelt. Wij zijn als eendagsvliegjes, welke een paar uren leven op een wentelend stofje en ons dan vermeten, een oordeel te vellen over het groote Geheel, waarin de zichtbare natuur slechts dient ter verheerlijking, ter openbaring van de onzichtbare natuur, welke haar eigen ondoorgrondelijke doeleinden nastreeft. Laten wij denken, hoe redeloos wreed en zielloos liefelijk deze natuur hier ook zij: de Harmonie is aanwezig. Doch begrijpen kunnen wij het niet...

F.S. BOSMAN